Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0270/GA, 22 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:22-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/270/GA

betreft: [klager] datum: 22 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.P.M.A. Laeyendecker, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 januari 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij het hvb te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 mei 2009, gehouden in de Penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. A.P.M.A. Laeyendecker en
[...], unit-directeur van het hvb.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de wijze van behandelen door een penitentiair inrichtingswerker
(piw-er).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Buiten stond een piw-er die zich bedreigd voelde. Hij is de ruimte – waar de gedetineerden zich bevonden – binnengegaan. Hij heeft klager hard geduwd, terwijl hij niet direct achter de deur stond. Er was geen sprake van een situatie die verstoord was
of
een aanval of iets dergelijks. Zijn handelen is niet proportioneel.
Klager heeft aangifte gedaan bij de politie. Het is niet bekend wat de stand van zaken daarvan is.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De piw-er kon klager horen roepen ‘is het een bewaarder of een piw-er’ en hij zag door het kijkgaatje dat klager een kopstootgebaar maakte richting de deur waarachter de piw-er zich bevond. De piw-er is naar binnengegaan om poolshoogte te nemen. Hij
heeft klager van zich afgeduwd en de situatie opgenomen. Hij wist niet dat er geen personeel bij de groep gedetineerden was. Het is ook ongebruikelijk dat een groep gedetineerden na de arbeid zonder personeel in de gang staat. Toen de piw-er
concludeerde dat er geen sprake was van een calamiteit, heeft hij de groep begeleid naar de afdeling. De piw-er heeft klager daarna nog een hand geschud.

3. De beoordeling
Gegeven de omstandigheden overweegt de beroepscommissie dat een piw-er gerechtigd is om een situatie in de inrichting te beoordelen. Zij is, gezien de stukken en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is geweest van
enig toegepast geweld c.q. buiten proportioneel geweld. Gezien het vooroverwogene zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 22 juni 2009

secretaris voorzitter

Naar boven