Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0797/TA, 23 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/797/TA

betreft: [klager] datum: 23 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 maart 2009 van de beklagcommissie bij het forensisch psychiatrisch centrum De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 mei 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, zijn raadsman mr. J. Knap, en namens het hoofd van de inrichting [...], psychiater en hoofd behandeling, [...], hoofd
behandelrapportage, en mr. [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om [A]. als bezoekster tot klager toe te laten en de weigering om klager telefoongesprekken te laten voeren met [A] sinds 23 april 2008.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op het moment dat het klaagschrift werd ingediend, duurden de weigeringen nog voort. Klager heeft geen beschikking ontvangen, maar wel een
kopie van de brief aan [A]. Niet duidelijk is of de inrichting als reden voor de weigeringen de bescherming van de slachtoffers of de bescherming van de maatschappij op het oog heeft. Van de slachtoffers, die zelf geen aangifte hebben gedaan of een
vordering benadeelde partij hebben ingediend, is niets bekend.
[A] wilde klager alleen maar steunen. Uit latere brieven blijkt dat zij geen voorstander is van pedoseksuele contacten.
Het weigeren van bezoek zonder een termijn daaraan te verbinden, is in strijd met de wet. Volgens artikel 37, derde lid, Bvt kan zo’n weigering slechts voor een periode van vier weken worden opgelegd en daarna eventueel worden verlengd.
Klager heeft geen louter pedoseksueel georiënteerd engagement. [A] maakt deel uit van een normaal burgerlijk netwerk en het is niet begrijpelijk dat juist het contact met haar wordt afgebroken. Als er nog normale contacten zijn, dient dat te worden
aangemoedigd. In 2000 heeft mevrouw [A] een slachtoffer van klagers delict enkele dagen meegemaakt, maar sindsdien niet meer ontmoet. Zij weet ook niet waar de slachtoffers wonen.
In het begin had klager weerstand tegen de behandeling, maar daarna heeft hij zich volop ingezet voor de behandeling. Hij kijkt er nu heel anders tegenaan, maar men blijft hem tegenwerpen dat hij zijn delict bagatelliseert.
Klager heeft voornamelijk een niet-pedoseksueel georiënteerd netwerk. Hij kent [A] al bijna twintig jaar. Zij gaan goed met elkaar om en spreken niet met elkaar over klagers seksuele geaardheid.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan klager zijn geen beschikkingen verstrekt, maar wel een kopie van de brief aan mevrouw [A] Bezoek en telefonisch contact
van/met mevrouw [A] wordt nog steeds geweigerd. Klager heeft een nieuw screeningsverzoek ingediend. Mw. [A] heeft een gesprek met de maatschappelijk werker gevoerd en naar aanleiding van haar uitspraken zijn de onderhavige beslissingen genomen, vooral
in verband met de bescherming van de maatschappij. De indruk bestond dat mevrouw [A] nog steeds contact had met de slachtoffers. Zij stelde dat zij een van de slachtoffers kende en niet de indruk had dat hij iets schadelijks aan het contact met klager
heeft overgehouden. Voor klager is het nog steeds moeilijk om de gevolgen voor de slachtoffers onder ogen te zien. De gevolgen worden door hem gebagatelliseerd en ontkend. Het bezoek van mevrouw [A] zou klager in die houding ondersteunen en klager niet
steunen in de behandeling. Voorstelbaar is dat in de toekomst het bezoek afhankelijk van het verloop van klagers behandeling wel wordt toegestaan. Van belang is hoe klager zelf tegen het delict aankijkt. Als hij het indexdelict en de gevolgen voor de
slachtoffers zou erkennen, zou dit verschil maken.

3. De beoordeling
Klagers beklag betreft tot op heden voortdurende weigeringen contact met mevrouw [A] toe te laten en derhalve kan klager, hoewel het beklag laat door hem is ingediend, worden ontvangen in het beklag.

Uit artikel 37, derde lid, Bvt volgt dat het hoofd van de inrichting de toelating tot de verpleegde van bezoek van een bepaalde persoon of bepaalde personen telkens voor een periode van ten hoogste vier weken kan weigeren, indien dit noodzakelijk is
met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid, Bvt.

Artikel 38, derde lid, Bvt bepaalt onder meer dat het hoofd van de inrichting het voeren van telefoongesprekken of een bepaald telefoongesprek telkens voor een periode van vier weken kan weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang
als
bedoeld in artikel 35, derde lid, Bvt.

De in artikel 35, derde lid, Bvt beschreven belangen betreffen:
a. de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;
b. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
c. de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde;
d. de bescherming van slachtoffers of anderszins betrokkenen bij door een verpleegde begane misdrijven en
e. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.

Uit de behandeling ter zitting en de stukken is vast komen staan dat aan klager geen schriftelijke mededelingen als bedoeld in artikel 54, eerste lid, Bvt zijn uitgereikt. Een kopie van de brief gericht aan mevrouw [A] kan naar het oordeel van de
beroepscommissie niet als zodanig worden aangemerkt. Daarbij komt dat de weigering om de bezoekster toe te laten en de weigering om met haar te telefoneren een niet nader gedefinieerde en langere periode betreft dan de in artikel 37, derde lid, Bvt en
artikel 38, derde lid, Bvt vermelde termijn van vier weken.
Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat het beroep formeel gegrond dient te worden verklaard.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat aan klager de weigering van zijn bezoekster en de weigering om telefoongesprekken met haar te voeren, zijn opgelegd nadat de maatschappelijk werkster een telefoongesprek had gevoerd met mevrouw [A] waarin
zij, naar de beroepscommissie aanneemt om klager steun te betuigen, relativerende opmerkingen had geplaatst over de door klager gepleegde delicten.
De beroepscommissie is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de weigeringen noodzakelijk waren in verband met een belang als vermeld in artikel 35, derde lid, Bvt. In het bijzonder is niet gebleken in welk opzicht het verbieden van contacten
van mevrouw [A] met klager, die nog niet aan een resocialisatietraject toe was en aan wie nog geen verlof was toegekend, ter bescherming van de maatschappij of van de slachtoffers zou kunnen dienen. Zij acht de eisen van proportionaliteit en
subsidiariteit geschonden, nu het hoofd van de inrichting minder vergaande beslissingen had kunnen nemen door het (doen) uitoefenen van toezicht op het bezoek en het telefoneren van/met mevrouw [A] en na evaluatie van dergelijke bezoek(en) en
telefoongesprek(ken) nadere beslissingen te nemen.

De beroepscommissie zal gelet op het bovenstaande het beroep eveneens materieel gegrond verklaren. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag formeel en materieel gegrond verklaren. Zij kent klager terzake een tegemoetkoming
toe van
€ 200,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog formeel en materieel gegrond. Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 200,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 juni 2009

secretaris voorzitter

Naar boven