Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2513/GA, 18 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2513/GA

betreft: [klager] datum: 18 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het Huis van Bewaring (h.v.b.) Grave,

gericht tegen een uitspraak van 2 oktober 2008 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 mei 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is de waarnemend unit-directeur van het h.v.b. Grave, [...], gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Klagers raadsman, mr. C.W.J. Faber, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft daarom om aanhouding van de behandeling van de zaak verzocht. Dat verzoek is schriftelijk afgewezen. De raadsman is in de
gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het verslag van het verhandelde ter zitting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager op de inkomstenafdeling van het h.v.b. Grave geen (gewenst) onderwijs heeft kunnen volgen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 20 augustus 2008 op de inkomstenafdeling geplaatst. Op 12 september 2008 heeft een intakegesprek plaatsgevonden. Toen is o.a. zijn wens besproken om Spaanse taallessen te volgen. Tijdens dat gesprek is hem gewezen op de mogelijkheid om
gebruik te maken van het cursusmateriaal Spaans in de bibliotheek. Dit betreft een zelfstudie, waarvan het materiaal voorhanden is. Klager heeft daarvan geen gebruik gemaakt, omdat hij klassikaal les wilde volgen. Vervolgens is klager op 17 september
2008 overgeplaatst naar een afdeling waar onderwijs in het dagprogramma zit, zodat hij klassikaal Spaanse les kon volgen.
Klager kon na de intake direct gebruik maken van het cursusmateriaal Spaans door middel van een zelfstudie. Na vijf dagen kon klager de cursus Spaans klassikaal volgen.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Het recht op het volgen van onderwijs is neergelegd in artikel 48, eerste lid, van de Pbw. De inrichting heeft in dit opzicht een zorgplicht en dient zich enige inspanning te getroosten om een onderwijswens van een gedetineerde te realiseren. Uit de
stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat klager bij zijn de zogenoemde intake – het moment waarop klagers wens voor Spaanse les is besproken – is gewezen op de aanwezigheid van het studiemateriaal Spaanse les. De beroepscommissie is van
oordeel
dat hiermee in voldoende mate aan voornoemde zorgplicht is voldaan. Het feit dat klager geen gebruik heeft gemaakt van de aangeboden mogelijkheid omdat hij klassikaal onderwijs wilde volgen, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet betekenen
dat de directeur niet aan zijn zorgplicht van artikel 48, eerste lid, van de Pbw heeft voldaan. Bovendien is klager op 17 september 2008 (vijf dagen nadat het verzoek om onderwijs kenbaar is gemaakt) overgeplaatst naar een afdeling waar hij klassikaal
Spaanse les kon volgen. Nu binnen afzienbare tijd is tegemoetgekomen aan klagers wens om klassikaal Spaanse les te volgen zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 18 juni 2009

secretaris voorzitter

Naar boven