Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3069/GA, 9 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:09-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3069/GA

betreft: [klager] datum: 9 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 november 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Utrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 februari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.M.R. van Ginneken, gehoord.
De directeur van het h.v.b./ISD Utrecht is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het niet aanbieden van een volwaardig ISD-programma;
b. de (terug)plaatsing van de basisafdeling (afdeling C) naar afdeling B en
c. het uitblijven van een terugplaatsing naar de C-afdeling.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van onderdeel a van het beklag en het beklag voor het overige ongegrond verklaard. Een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet vinden in de uitspraak van de beklagcommissie. Klager heeft problemen met het beleid in het h.v.b./ISD Utrecht. Klager verblijft al langere tijd in de ISD-instelling. De eerste tussentijdse toetsing van de hem opgelegde maatregel
heeft plaatsgevonden in juni 2008. Tot dat moment werd er in het h.v.b./ISD geen
ISD-programma aangeboden. Het enige dat gebeurde was dat klager kon deelnemen aan de arbeid en aan het luchten. Daarnaast had hij één keer per week een gesprek met zijn mentor. In de inrichting zitten reguliere h.v.b.-gedetineerden bij de ISD-ers.
Klager is van mening dat dit niet zou mogen. Tijdens de tussentijdse toetsing is door de directeur aangevoerd dat klager niet zou willen deelnemen aan trainingen en dergelijke.
Vervolgens werd klager teruggeplaatst naar de B-afdeling, waar feitelijk sprake is van een normaal h.v.b.-regime. In eerste instantie zou die terugplaatsing voor maar twee weken gelden. Klager heeft echter zeven maanden op die afdeling verbleven. Voor
die overplaatsing was geen selectiebeslissing gegeven. Als reden voor de overplaatsing werd aangegeven dat klager niet deel zou willen nemen aan de arbeid. Voor gedetineerden als klager was de arbeid niet verplicht.
Klager is inmiddels overgeplaatst naar een reguliere ISD-afdeling. Hij gaat deelnemen aan een scholingstraject. Verder wordt er eigenlijk niets aangeboden aan trainingen. Klager heeft enkel kunnen deelnemen aan een leefstijltraining, welke hij heeft
afgerond. Momenteel neemt hij deel aan een zogenaamde COVA-training. Klager is van mening dat hij zich voldoende heeft ingespannen. Uit een inmiddels opgemaakt rapport van de Inspectie voor de sanctietoepassing komt naar voren dat het h.v.b./ISD slecht
presteert ten aanzien van het programma-aanbod. Er zijn andere ISD-inrichtingen waar een en ander beter is geregeld en waar wel trajecten en trainingen aangeboden worden. De directeur van het h.v.b./ISD heeft bij de beklagcommissie aangegeven dat de
reden voor het aanbieden van een beperkt programma gelegen was in budgetproblematiek, terwijl er in de inrichting een probleem is om de gedetineerden uit het h.v.b. te scheiden van ISD-gedetineerden. Klager heeft aangegeven dat hij niet wil werken met
h.v.b.-ers. Dat was feitelijk de reden voor zijn terugplaatsing. Klager weigert niet om deel te nemen aan de arbeid. Door zijn fysieke klachten is hij wel beperkt in de aard van de door hem te verrichten arbeid. Dat maakt dat klager binnen de arbeid
wordt bestempeld als een moeilijke gedetineerde.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag geldt dat de uitspraak van de beklagrechter in zoverre niet in stand kan blijven. Klager heeft immers op basis van de hem opgelegde ISD-maatregel recht op het aanbod van een volledig ISD-programma. Derhalve
kan
hij klagen, indien de directeur hem geen volledig programma heeft aangeboden. Klager had daarom moeten worden ontvangen in zijn klacht.
Ten aanzien van die klacht geldt, dat uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht en uit hetgeen kan worden opgemaakt uit het door de directeur tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt, voldoende aannemelijk is geworden dat het aan klager
geboden ISD programma niet als een volwaardig programma in het kader van de ISD-maatregel kan worden aangemerkt. De directeur heeft dit ook erkend en als reden overwegingen van budgettaire aard aangevoerd. Dergelijke budgettaire redenen mogen evenwel
niet worden afgewenteld op de gedetineerde. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de beslissing om aan klager geen volwaardig ISD-programma aan te bieden, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden
aangemerkt. Dit onderdeel van het beklag zal daarom alsnog gegrond worden verklaard.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissing van de directeur niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 150,=.

Hetgeen in beroep naar voren is gebracht ten aanzien van de onderdelen b en c kan, voor zover een en ander is komen vast te staan, niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden
verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal ten aanzien van deze onderdelen van het beklag worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit onderdeel van het beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ter zake van die gegrondverklaring een tegemoetkoming toekomt van € 150,=.

Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 april 2009

secretaris voorzitter"

Naar boven