Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3075/GA, 2 juni 2009, beroep
Uitspraakdatum:02-06-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3075/GA

betreft: [klager] datum: 2 juni 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 november 2008 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Nieuw Vosseveld te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 februari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.L. Cremers, en [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan de activiteit arbeid op de arbeidszaal, voor de duur van veertien dagen, ingaand op 9 september 2008 en eindigend op 23 september 2008, zulks in verband met de veiligheid;
b. een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan de activiteit arbeid op de arbeidszaal, voor de duur van veertien dagen, ingaand op 16 september 2008 en eindigend op 30 september 2008, zulks in verband met de veiligheid;
c. een verlenging van de ordemaatregel sub b met een geldigheidsduur van veertien dagen, ingaande op 30 september 2008 en eindigend op 14 oktober 2008;
d. een verlenging van de ordemaatregel sub b met een geldigheidsduur van veertien dagen, ingaande op 14 oktober 2008 en eindigend op 28 oktober 2008;
e. een verlenging van de ordemaatregel sub b met een geldigheidsduur van veertien dagen, ingaande op 28 oktober 2008 en eindigend op 10 november 2008;

De beklagcommissie heeft onderdeel a van het beklag op formele gronden gegrond en op materiële gronden ongegrond verklaard. Zij heeft de onderdelen b tot en met e van het beklag ongegrond verklaard. Een en ander op de gronden als in de aangehechte
uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers raadsvrouw heeft pleitnotities overgelegd en het woord overeenkomstig de inhoud daarvan gevoerd. Zakelijk weergegeven heeft zij het volgende aangevoerd.
Door klager wordt met name de circulaire waarin het beleid ten aanzien van gedetineerden die op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (de lijst GVM) vermeld staan aangevochten. Hieromtrent is door de raadsvrouw in andere
beroepszaken al een vergelijkbaar verweer gevoerd. De beroepscommissie heeft in die zaken nog geen uitspraak gedaan. Voor klager telt een en ander dubbel zwaar omdat klager ten onrechte in de EBI heeft moeten verblijven. Klager kan overigens inmiddels,
sinds hij geplaatst is in de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten Nieuw Vosseveld (b.g.g.), wel deelnemen aan de arbeid.
Door en namens klager worden de volgende gronden aangevoerd, op grond waarvan de Circulaire beleid gedetineerden met vlucht-/maatschappelijk risico, van 31 januari 2008 met kenmerk 5522999/07/DJI (hierna: de Circulaire) geen uitgangspunt mag zijn voor
de directeur. Allereerst worden een aantal formele gronden aangevoerd. Het in de Circulaire geformuleerde beleid is in strijd met de wet. Door de circulaire wordt de beslissingsbevoegdheid van de directeur ondergraven. Daarnaast wordt het beginsel van
de belangenafweging, welke de directeur bij elke beslissing dient te maken, ondergraven. De onderhavige ordemaatregelen zijn daarom opgelegd terwijl er sprake is van een onvoldoende belangenafweging. In de Circulaire worden nieuwe regimes gecreëerd,
terwijl dit door wijziging van de Penitentiaire maatregel (Pm) had moeten gebeuren. Op deze wijze wordt parlementaire controle op de invoering van een dergelijk nieuw regime onmogelijk. Tegen de plaatsing op de lijst GVM staat voor de betrokken
gedetineerde, in dit geval klager, geen rechtsmiddel open. Om die reden dient de Circulaire onverbindend te worden verklaard.
Voorts zijn nog de volgende (materiële) bezwaren naar voren gebracht. Hoewel klager op grond van een uitspraak van de beroepscommissie uit de EBI is geplaatst, wordt er, door de hem opgelegde beperkende maatregelen, door klager geen verschil met het in
de EBI geldende regime ervaren. Klager wordt feitelijk volledig uitgesloten van de arbeid. Dit is in strijd met het bepaalde in Bijlage 1 bij de Circulaire. Daarin staat immers vermeld dat arbeid in principe plaats vindt in de arbeidszaal, dan wel dat
op indicatie van de directeur celarbeid zal worden aangeboden. Klager vermag niet in te zien waarom hij niet op de arbeidszaal mag werken. Hem is wel eens medegedeeld dat dit te maken zou hebben met de situering van die arbeidszalen op het terrein van
de p.i. Vught. Klager begrijpt die redengeving niet. De arbeidszalen zijn zodanig op het terrein van de p.i. Vught gesitueerd, dat ontsnappen van daaruit zo goed als onmogelijk is. Klager vraagt de beroepscommissie het beroep en de voorliggende
klachten
gegrond te verklaren en te bepalen dat het aan de Circulaire ontleende beleid onverbindend wordt verklaard. Voorts verzoekt klager om een passende tegemoetkoming.
Klager heeft eveneens pleitnotities overgelegd en aan de beroepscommissie verzocht het daarin vermelde mee te wegen bij de beoordeling van zijn beroep. In die pleitnotities heeft hij – zakelijk weergegeven – nog het volgende aangevoerd. Klager is van
mening dat de bestreden ordemaatregelen onrechtmatig dan wel onredelijk en onbillijk zijn. Klager stelt zich op het standpunt dat de ordemaatregelen vallen onder de werking van het EVRM. Door de Circulaire wordt klagers recht op een effectief
rechtsmiddel geschonden. Klager is gedurende vijf maanden op willekeurige wijze van zijn vrijheid (in penitentiaire zin) beroofd geweest. Klager is daarom van mening dat er geen sprake is van een behoorlijke procedure jegens klager, hetgeen een
gegrondverklaring rechtvaardigt
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager staat vermeld op de lijst GVM. De directeur heeft vervolgens te maken met de beleidsregels zoals die staan vermeld in de betreffende circulaire. Omdat klager afkomstig was vanuit de EBI, was er sprake van vluchtgevaarlijkheid. Klager kon niet te
werk gesteld worden in een van de arbeidszalen van het h.v.b. Daarbij zouden de veiligheid en controle onvoldoende gewaarborgd kunnen worden. Door de directeur is daarom besloten klager enkel in aanmerking te laten komen voor celarbeid. Die was helaas
niet altijd voorhanden, klager heeft daarom ook regelmatig géén arbeid aangeboden gekregen. Inmiddels verblijft klager in de b.g.g. en daar is arbeid op de arbeidszaal wel mogelijk. Voor de directeur van het h.v.b. was er in principe geen ruimte om van
de voorschriften van de hiervoor genoemde circulaire af te wijken. Klager wilde arbeid verrichten en om die reden moest de directeur klager uitsluiten van de activiteit arbeid op de arbeidszaal. Klager heeft overigens gedurende die gehele periode een
loonvervangende uitkering ontvangen.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van onderdeel a van het beklag kan niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom – met bevestiging in zoverre van de uitspraak van de beklagcommissie – in zoverre
ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de onderdelen b tot en met e van het beklag overweegt de beroepscommissie het volgende.
In de Circulaire van 31 januari 2008 (5522999/07/DJI), verder de Circulaire, heeft de Staatssecretaris haar beleid kenbaar gemaakt ten aanzien van gedetineerden met een
vlucht-/maatschappelijk risico. Dit beleid houdt in dat voor gedetineerden die voorkomen op de ‘Lijst gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (lijst GVM)’ bepaalde (aanvullende) beveiligings- en toezichtmaatregelen nodig zijn. De
beslissing
tot plaatsing op de GVM-lijst wordt genomen door het (landelijk) Operationeel Overleg (OO).

Onweersproken is dat klager staat vermeld op die lijst GVM met het profiel Hoog. In de Circulaire staat ten aanzien van op de lijst GVM met profiel Hoog voorkomende gedetineerden dat specifieke toezichtsmaatregelen toegepast dienen te worden. Een van
die toezichtsmaatregelen is dat de betreffende gedetineerde kan worden uitgesloten van (bepaalde) gemeenschappelijke activiteiten, indien daardoor het toezicht onvoldoende kan worden gewaarborgd. Hoewel in de Circulaire wordt gesproken van
toezichtsmaatregelen die ‘toegepast dienen te worden’ leest de beroepscommissie de Circulaire in die zin dat de directeur, tot wiens wettelijke bevoegdheid het nemen van dergelijke maatregelen behoort, bij de toepassing van de toezichtsmaatregelen
steeds een eigen belangenafweging moet maken, waarbij hij alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking dient te nemen. Met het oog daarop vermeldt de Circulaire dan ook terecht dat beklag en beroep van toepassing zijn. Gelet daarop kan niet
worden gezegd dat de Circulaire, die beleidsregels inhoudt, strijd oplevert met hogere wet- of regelgeving. Er is daarom geen aanleiding om over te gaan tot een onverbindendverklaring van die Circulaire.
Voor zover door en namens klager naar voren is gebracht dat er sprake is van strijd met dan wel schending van bepalingen van het EVRM, geldt dat voor klager een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang, te weten beklag en beroep, openstaat met
betrekking tot de onderhavige kwesties.

Ten aanzien van de beslissingen tot oplegging van de ordemaatregel van uitsluiting van de (gemeenschappelijke) activiteit arbeid en de verlengingen daarvan geldt, dat de beroepscommissie – gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht – voldoende
aannemelijk acht dat de directeur de betreffende beslissingen, welke weliswaar zijn genomen naar aanleiding van het bepaalde in de Circulaire, steeds heeft genomen nadat door de directeur een eigen belangenafweging is gemaakt met betrekking tot de
noodzaak daartoe, waarbij zij er met name op gewezen heeft dat zij tegen de achtergrond van klagers plaatsing op de lijst GVM de veiligheid en controle op de arbeidszalen onvoldoende kon waarborgen, hetgeen later bij klagers plaatsing in een
b.g.g.-regime wel het geval was. In het licht van het vorenstaande moet onjuist genoemd worden de stelling van de directeur dat er in principe geen ruimte is om af te wijken van de voorschriften in de Circulaire, maar de beroepscommissie zal daar
verder
aan voorbijgaan.
De beroepscommissie acht voorts aannemelijk dat de directeur bij afweging van de betreffende belangen, kon beslissen zoals door haar is gedaan. Die beslissingen zijn mitsdien niet in strijd met een wettelijk voorschrift en evenmin onredelijk of
onbillijk te achten. Gelet daarop dient het beroep ten aanzien van de onderdelen b tot en met e van het beklag eveneens ongegrond te worden verklaard. De beroepscommissie zal de beslissing van de beklagcommissie daarom ook in zoverre bevestigen, met
wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden ten aanzien van de onderdelen b tot met e van het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 juni 2009

secretaris voorzitter

Naar boven