Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/232/GA, 26 mei 2009, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/232/GA

betreft: [klager] datum: 26 mei 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de Gevangenis/ISD De Geerhorst te Sittard,

gericht tegen een uitspraak van 12 januari 2009 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 maart 2009, gehouden in de Penitentiaire inrichtingen Vught, zijn [...], locatie-directeur van de Gevangenis/ISD De Geerhorst en klager gehoord.

De directeur heeft zijn standpunt nader schriftelijk toegelicht met als bijlage een verklaring van de inrichtingsarts. Een afschrift van die toelichting is ter kennisname naar klager verstuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zes dagen uitsluiting van deelname aan activiteiten, waarvan zes dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De uitslag van de allergietest vormt geen reden om geen arbeid te verrichten. Omdat klager weigerde te werken is, nadat contact was opgenomen met de medische dienst, een voorwaardelijke straf opgelegd. Volgens de inrichtingsarts is er geen medische
reden om klager op een andere werkzaal te plaatsen.
Inhoudelijk wordt verwezen naar de verklaring van de arts, waarin wordt bevestigd dat er geen medische bezwaren bestonden tegen inzet van klager op enige werkzaal in De Geerhorst. Klager is met ingang van 31 maart 2009 ingezet op de andere werkzaal,
namelijk de drukkerij.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft twee maanden gewerkt op de werkzaal zonder medicatie. Dat ging niet meer. Klager kan niet tegen de geur van verbrand plastic. Hij krijgt jeukende ogen en heeft moeite met ademhalen. Een piw-er zei tegen klager dat hij terug naar de
afdeling
moest. Er is een allergie aangetoond, maar klager moest toch gaan werken. Dat ging niet. Er is genoeg werk op de andere werkzalen. De arts neemt klager niet serieus. Klager heeft de gegevens van zijn huisarts verstrekt voor verificatie. Buiten heeft
klager last van vocht en stof. Hij heeft een pompje. Klager heeft een medische zaak aangespannen tegen de arts. Klager werkt niet sinds vier maanden. Hij wordt tijdens de arbeid ingesloten. Klager verbleef voorheen zes maanden in Grave en heeft daar
gewerkt. Klager wil graag werken. Hij verveelt zich en moet nog ongeveer vijf maanden in detentie verblijven.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat aan klager een voorwaardelijk disciplinaire straf is opgelegd van zes dagen uitsluiting van deelname aan activiteiten, met een proeftijd van drie maanden, wegens – kort gezegd – werkweigering. De
inrichtingsarts heeft geoordeeld dat er geen medische bezwaren zijn tegen inzet op één van de werkzalen. Ter bepaling van klagers arbeids(on)geschiktheid mocht de directeur afgaan op het oordeel van de inrichtingsarts. De beslissing om klager terzake
van werkweigering een disciplinaire straf op te leggen kan dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Derhalve zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 26 mei 2009

secretaris voorzitter

Naar boven