Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0478/GA, 8 mei 2009, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 09/0478/GA

betreft: [klager] datum: 8 mei 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.H.W. Spoelstra, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 januari 2009 van de beklagcommissie bij de locatie Zuid te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Zuid in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. P.H.W. Spoelstra om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in dat cd’s niet tijdig aan klager zijn uitgereikt.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Het betrof de toezending van cd’s met religieuze muziek die voor klager veel betekent. De cd’s zijn door klagers moeder verzonden vanuit Tel Aviv. Klager heeft veelvuldig geïnformeerd bij de postkamer of er pakketten voor hem waren ontvangen. Hij wist
niet of en zo ja wanneer deze postpakketten zijn verzonden. Toen uiteindelijk de postpakketten wel aankwamen, zijn deze niet aan klager overhandigd. De achterhouding van de cd’s dan wel de beslissing tot het niet uitreiken daarvan is niet op schrift
gesteld. In elk geval is niet een op schrift gestelde beslissing aan klager gegeven. Dit is in strijd met artikel 58, tweede lid, Pbw. In de huisregels is in artikel 4.5.1.2.8 bepaald dat voor elke vorm van invoer een briefje moet worden opgemaakt. De
directeur legt deze regel zo uit dat door iedere gedetineerde eerst een verzoekbriefje moet worden ingediend alvorens hij post mag ontvangen. Dit kan niet de juiste uitleg van de regel zijn, omdat vooraf niet bekend is of en zo ja van wie de
gedetineerde post zal ontvangen. De verplichting om het verzoekbriefje in te vullen, geldt eerst indien en nadat er daadwerkelijk post is gearriveerd en dit aan de gedetineerde bekend is gemaakt. Een dergelijk bericht heeft klager nooit bereikt. Klager
ontving de cd’s na het Chanoekafeest, hetgeen vergelijkbaar is met de levering van een trouwjurk na de huwelijksdatum. Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren en aan klager een tegemoetkoming van € 20,= toe te kennen.

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt gehandhaafd en daar het volgende aan toegevoegd. Uit het verslag van de inspectie van de verblijfsruimte van klager en het overzicht van zijn fouilleringslijst wordt vastgesteld
dat
klager in ruim voldoende mate beschikt over literatuur, lectuur, kleding, muziek en gesproken teksten op cd’s om gebruik te maken van zijn recht godsdienst individueel of in gemeenschap met anderen vrij te belijden en te beleven.

3. De beoordeling
Uit de stukken volgt dat voor klager een pakket met cd’s die religieuze muziek zouden bevatten, was ontvangen uit het buitenland. In afwachting van controle van de inhoud door de rabbijn heeft de directeur het pakket niet terstond uitgereikt. Naar het
oordeel van de beroepscommissie betreft dit geen omstandigheid als bedoeld in artikel 36, vijfde lid, Pbw, waarvoor overeenkomstig het bepaalde in artikel 58, tweede lid aanhef en onder a, Pbw een schriftelijke mededeling aan klager dient te worden
uitgereikt.
Omdat uiteindelijk de komst van de rabbijn lang op zich liet wachten, is het pakket alsnog korte tijd later aan klager uitgereikt. De beroepscommissie is van oordeel dat het enige tijd na binnenkomst in de inrichting uitreiken van klagers cd’s om
bovenbeschreven reden niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij zal derhalve het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 mei 2009

secretaris voorzitter

Naar boven