Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2882/GA en 08/2943/GA, 23 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2882/GA en 08/2943/GA

betreft: [klager] datum: 23 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager en de directeur van de locatie Alphen aan den Rijn,

gericht tegen een uitspraak van 10 november 2008 van de beklagcommissie bij de locatie Alphen aan den Rijn

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Alphen aan den Rijn en klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard met toekenning van een tegemoetkoming van € 50,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkoming van € 50,= staat niet in verhouding tot de geleden schade. De totale schade wordt door klager begroot op € 780,=.

De directeur heeft zijn standpunt als volgt toegelicht. De beklagprocedure is niet bedoeld voor het schadeloos stellen van klager voor de gemiste goederen. Hiervoor dient hij een civielrechtelijke procedure op te starten.

3. De beoordeling
De uitspraak waarvan beroep is op 10 november 2008 mondeling medegedeeld aan klager en de directeur. Het beroepschrift van de directeur dateert van 17 november 2008 en is op het secretariaat van de Raad ontvangen op 18 november 2008. Ingevolge artikel
69, eerste lid, van de Pbw moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden ingediend. De directeur heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig beroep ingesteld. De
directeur dient derhalve niet-ontvankelijk in zijn beroep te worden verklaard.

Wat betreft het beroep van klager staat de vraag ter beoordeling of de in de Pbw voorziene tegemoetkoming mede bedoeld is als schadevergoeding. Uitgangspunt is voor de beroepscommissie steeds geweest dat de tegemoetkoming bedoeld is voor door een
klager
ondervonden ongemak en dat voor de vergoeding van de geleden schade andere wegen openstaan. Daarbij is gedacht aan een verzoek aan de directeur om de schade te vergoeden dan wel de gang naar de civiele rechter. Indien bij gegrond verklaarde klachten
over vermissing en/of beschadiging van voorwerpen die aan een gedetineerde toebehoren de hoogte van de schade op eenvoudige wijze vastgesteld kan worden, ligt het voor de hand om – op verzoek van klager – tot een vergoeding van de schade te komen en
deze dus mee te wegen bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat indien de beroepscommissie een verzoek om schadevergoeding in het kader van de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk honoreert bij
de vaststelling van de tegemoetkoming, de klager het recht om een verzoek tot schadevergoeding aan de directeur te doen verspeelt. Indien wordt verzocht schade te vergoeden, moet die schade op eenvoudige wijze kunnen worden vastgesteld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kunnen derhalve schadevergoedingsaspecten betrokken worden bij de tegemoetkomingsbeslissing. Klager heeft in beroep aangegeven dat die schade € 780,= zou bedragen, doch heeft geen enkele onderbouwing hiervoor
geleverd. Het ligt bijvoorbeeld voor de hand dat klager aangeeft wat de ouderdom van de voorwerpen is en of en zo ja in hoeverre daarmee bij de opgave van het schadebedrag rekening is gehouden. De hoogte van de door klager geleden schade kan derhalve
niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld. Dit betekent dat in dit geval schadevergoedingsaspecten niet kunnen worden betrokken bij de hoogte van de tegemoetkoming. Het beroep van klager zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de directeur niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Zij verklaart het beroep van klager ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 23 april 2009

secretaris voorzitter

Naar boven