Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0935/GV, 23 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/935/GV

betreft: [klager] datum: 23 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Delgado, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 30 maart 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster, alsmede haar raadsman, om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagster is onlangs met haar partner een Turks restaurant begonnen. In verband met de geplande opening (op 14 april 2009) was zij druk bezig met de voorbereidingen. De partner is niet in staat de bedrijfsvoering alleen te doen. Door de onverwachte
detentie lijdt zij aanzienlijke (financiële) schade. Inhoudelijk wordt verwezen naar artikel 38 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/DJI/98, hierna: de Regeling). De mogelijkheid van langdurige
strafonderbreking bestaat bij dringende omstandigheden van zakelijke aard. De zakelijke belangen dateren van voor de detentie en klaagster heeft voldoende aangetoond dat haar persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. In casu gaat het niet alleen om
activiteiten die met incidenteel verlof kunnen worden afgehandeld. Klaagster wil strafonderbreking voor de duur van één maand. Het verzoek is op onbegrijpelijke en ongegronde redenen afgewezen. Medio 2001 is klaagster door de Rechtbank Rotterdam
veroordeeld tot een taakstraf van honderd uur. Zij vernam daarna niets meer en bij telefonische navraag werd kenbaar gemaakt dat zij moest wachten. De taakstraf bleek zonder medeweten van klaagster te zijn omgezet naar vijftig dagen hechtenis.
Klaagster
heeft geen uitnodiging ontvangen. Haar valt geen verwijt te maken van het niet uitvoeren van de straf.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster is door eigen toedoen gearresteerd wegens het niet uitvoeren van haar taakstraf. Dat klaagster niet zou zijn opgeroepen voor het uitvoeren van haar taakstraf is niet bekend en ter onderbouwing daarvan zijn geen stukken overgelegd. De Regeling
voorziet niet in de mogelijkheid tot strafonderbreking voor het openen en in werking houden van een eigen zaak. Zeker niet als het een zaak betreft waarbij een (zakelijke) partner aanwezig is die de zaken kan waarnemen. Voorts is onvoldoende onderbouwd
dat klaagsters aanwezigheid voor de genoemde activiteiten noodzakelijk is. Bovendien is klaagster gewezen op de mogelijkheid van incidenteel verlof voor bijvoorbeeld het passeren van een akte bij een notaris, mits zij kan aantonen dat haar aanwezigheid
daarbij vereist is.

Op het verzoek is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring voor vrouwen Breda heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klaagster ondergaat met ingang van 11 maart 2009 een taakstraf vervangende hechtenis van vijftig dagen. De einddatum van haar detentie is op of omstreeks 29 april 2009.

Krachtens artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van de Regeling kan
strafonderbreking éénmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. Tevens dient te worden aangetoond dat de zakelijke belangen reeds voor aanvang van de detentie bestonden en dat de persoonlijke aanwezigheid
noodzakelijk is.

Uit de stukken is de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking onvoldoende aannemelijk geworden. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat klaagster zeer binnenkort in vrijheid zal worden gesteld. Klaagster heeft een (zakelijk) partner
en kan daarnaast zonodig werkzaamheden overdragen aan een zaakwaarnemer of gemachtigde. Bovendien moet worden aangenomen dat klaagster ook na de opening nodig zal zijn in het restaurant. Strafonderbreking zou in dat geval slechts betekenen dat
klaagster
later haar werkzaamheden tijdelijk zou moeten staken. Gelet hierop kan de bestreden beslissing bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden beschouwd. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
f

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 23 april 2009

secretaris voorzitter

Naar boven