Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3111/GM, 21 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:21-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3111/GM

betreft: [klager] datum: 21 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Haaglanden, locatie Zuid te Scheveningen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 12 november 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 maart 2009, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman, mr. P.H.W. Spoelstra en [...], inrichtingsarts.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting tot twee maal toe was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 28 oktober 2008, betreft het niet verstrekken van een nadere (schriftelijke) toelichting door de inrichtingsarts.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft schriftelijk het volgende aangevoerd. Hij heeft in juli een hartaanval gehad en een open hart operatie ondergaan. Naar aanleiding daarvan heeft klager de inrichtingsarts gevraagd om mondelinge en schriftelijke informatie over de
behandeling
die heeft plaatsgevonden, de resultaten van de bloedonderzoeken, uitleg over alle medicatie die klager thans gebruikt en wat klager moet doen of laten om zijn gezondheid op peil te houden.
Klager verwijt de arts dat hij klager niet oproept voor een consult en geen schriftelijke informatie verstrekt.
Zijn raadsman heeft hier ter zitting het volgende aan toegevoegd. Klager heeft al zijn klachten uitgebreid op papier gezet, althans door een medegedetineerde laten opschrijven. Zijn relaas is zo omvangrijk dat dit niet op een eenvoudig verzoekbriefje
past. De inrichtingarts stelt zich erg formeel op. Hij zou de uitgebreide brieven, met daarin een verzoek om een oproep vervat, ook als zodanig kunnen opvatten en klager laten oproepen. Klager wil met de arts spreken over zijn gezondheidstoestand.
In de huisregels van de p.i. Haaglanden is niets opgenomen omtrent het indienen van een verzoekbriefje teneinde te kunnen worden opgeroepen bij de arts.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Het eerste contact met klager verliep niet optimaal. Klager weigerde te antwoorden op de vragen van de arts met betrekking tot zijn medische klachten en wilde weten wat de verpleegkundige met
betrekking tot klagers klachten had genoteerd. Klager is uiteindelijk boos weggelopen. Daarna zijn er enkel schriftelijke contacten geweest van de zijde van klager. Aan klager is meermalen kenbaar gemaakt dat hij voor een afspraak met de arts een
verzoekbriefje in moet dienen, hetgeen hij weigert. Klager eist dat zijn klacht- en beroepsstukken als verzoekbriefje worden aangemerkt.
Overigens zijn er regelmatig uitdraaien van zijn medische gegevens gemaakt en klaargelegd. Op het laatste moment ziet klager er dan vervolgens vanaf deze op te halen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het model huisregels onder 4.2 aangeeft dat de regeling met betrekking tot een aanvraag van een bezoek aan de huisarts in de huisregels dient te worden opgenomen. In de huisregels van de p.i. Haaglanden, vestiging
Scheveningen, is daar echter niets over opgenomen. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat het binnen penitentiaire inrichtingen gebruikelijk is dat voor een bezoek aan de huisarts een verzoekbriefje wordt ingediend. Uit de stukken en het
verhandelde ter zitting is aannemelijk geworden dat een dergelijke gang van zaken ook in de p.i. Haaglanden wordt gevolgd en dat klager daarvan op de hoogte is. Waarom klager geen gebruik heeft gemaakt van die eenvoudige weg, maar zijn toevlucht heeft
gezocht in uitvoerige brieven aan de huisarts, is de beroepscommissie niet duidelijk geworden.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, dr.ing. C.J. Ruissen en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 21 april 2009

secretaris voorzitter

Naar boven