Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/267/GM, 21 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:21-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/267/GM

betreft: [klager] datum: 21 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.J.M. Peeters, advocaat te Amsterdam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 21 januari 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 maart 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], hoofd medische dienst en [...], coördinerend arts, namens de inrichtingsarts.
Klagers raadsman, mr. A.G. Kleijweg heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 31 december 2008, betreft het niet verstrekt krijgen van de juiste dosering medicatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is verzocht om aanhouding van de zaak omdat klager ernstig ziek zou zijn en met een behandeling is gestart welke drie maanden zal duren.
Klager is ter zitting verschenen en heeft -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Klager heeft maandenlang een te lage dosering medicatie gekregen. Bij binnenkomst in het detentiecentrum na klagers tijdelijke verblijf in de p.i. Utrecht kreeg klager een onjuiste combinatie en dosering van medicijnen. Er moest bloed afgenomen worden,
hetgeen klager niet geweigerd heeft, maar hij heeft aangegeven dat hij wilde dat dat in het AMC zou gebeuren. Hem werd duidelijk dat zolang hij geen bloed gaf, hij geen medicatie zou krijgen. Deze situatie heeft drie dagen geduurd. Het is niet juist
dat
vanuit het AMC is aangegeven dat klager geen medicatie verstrekt zou krijgen zolang er geen bloed bij hem was afgenomen.
De dosering die hij vervolgens kreeg was niet correct. Pas nadat de medische dienst contact had gehad met zijn specialist heeft de medische dienst de dosering aangepast. Er zijn nooit excuses gemaakt voor de onjuiste dosering.

Namens de inrichtingsarts heeft het hoofd medische dienst een zeer uitgebreid overzicht verstrekt van klagers medische situatie en de verscheidene contacten. Voor zover hier relevant blijkt daaruit het volgende.
Op 30 december 2008 is het aantal tabletten Kaletra omlaag gegaan naar twee maal daags één. De medische dienst heeft tabletten met een andere (hogere) dosering binnengekregen, nl. Kaletra 200/50 mg in plaats van 100/25 mg. Op 31 december 2008 geeft
klager aan dat de dosering niet klopt. Hem wordt nogmaals uitgelegd dat er andere en sterkere tabletten zijn binnengekomen, waardoor de dosering is aangepast. Nadat klager contact heeft opgenomen met zijn behandelend arts verbonden aan het AMC heeft
ook
de inrichtingsarts contact met de behandelend arts opgenomen. Hierbij is verzocht, teneinde alle misverstanden uit te sluiten, het juiste aantal tabletten en de sterkte te faxen naar de medische dienst. Bij ontvangst daarvan blijkt dat klager vanaf 2
december een lagere dosering Kaletra krijgt dan geïndiceerd. De andere medicatie is wel in de juiste dosering verstrekt.
Ter zitting is daar nog aan toegevoegd dat klager, in verband met zijn Hiv behandeling, ieder jaar een bloedafname ter controle moet ondergaan. Klager weigerde zijn medewerking hieraan. Er is overleg geweest met klagers behandelaar vanuit het AMC. Deze
gaf aan dat zolang klager niet meewerkte aan een bloedafname, hem geen medicatie verstrekt mocht worden. Vanuit veiligheidsoverwegingen kon klager niet naar het AMC voor deze bloedafname.
In overleg met DJI is aan klager uiteindelijk toch medicatie verstrekt en is alsnog een afspraak met het AMC gemaakt.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht over de zaak en wijst het verzoek om aanhouding derhalve af.
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat klager bij binnenkomst in het detentiecentrum heeft geweigerd aldaar bloed te laten afnemen als gevolg waarvan conform het protocol ter zake zijn medicatie is
stopgezet. Na intern overleg is op 2 december 2008 besloten klager alsnog medicatie te verstrekken. Namens de inrichtingsarts wordt erkend dat, na achteraf gebleken is, klager in de periode van 2 tot en met 31 december 2008 door een omrekenfout niet de
juiste dosering Kaletra heeft gekregen.
Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.
Vastgesteld wordt dat deze fout geen blijvende gevolgen heeft gehad voor klagers behandeling.
Klager zal daarom, vanwege het ondervonden ongemak door de gehele situatie, de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij bepaalt de aan klager ten laste van het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn toekomende tegemoetkoming op € 10,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, dr.ing. C.J. Ruissen en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 21 april 2009

secretaris voorzitter

Naar boven