Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0001/GM, 21 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:21-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1/GM

betreft: [klager] datum: 21 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.J. van Essen, advocaat te Amsterdam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 24 december 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 maart 2009, gehouden in de p.i. Amsterdam, is mr. R. Korver, waarnemer van mr. M.J. van Essen, gehoord.
Klager is op 12 februari 2009 uitgeleverd aan Italië.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 18 december 2009, betreft de niet adequate behandeling van klagers chronische buikklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Klager heeft op 30 november 2008 een verzoek ingediend om een endoscopisch onderzoek en een aangepast dieet vanwege maag en darmklachten. Dit verzoek is niet gehonoreerd. Dit omdat lichamelijk en laboratoriumonderzoek, verricht door de medische dienst,
de noodzaak hiertoe niet had aangetoond. Op 30 december 2008 kwam een geconsulteerde arts van eigen keuze tot de conclusies die in lijn met de zorgen van klager lag. In het medisch dossier van de inrichting wordt gesuggereerd dat klager klachten
simuleert. De inrichtingsarts trekt bovendien de bevindingen van de arts van eigen keuze in twijfel. De gezondheidstoestand van klager gaat sterk achteruit. Endoscopisch onderzoek is met spoed vereist. Het is onbegrijpelijk waarom dat onderzoek wordt
geweigerd en er enkel een dieet wordt aangepast. De gewichtafname van klager is niet te wijten aan de weigering te eten, omdat dat niet het geval is. Klager eet minder vanwege de pijn in zijn maag en darmen bij het eten van de aangeboden voeding. De
aangeboden medicatie leidt tot nog heviger maagkrampen. Mogelijk heeft klager een maagzweer of maag- of darmkanker.
Ter zitting is daaraan, voor zover voor de beoordeling van onderhavige zaak van belang, nog het volgende toegevoegd.
Uit de contra-expertise op 30 december 2008, gedaan door een arts naar vrije keuze, blijkt dat de situatie van klager ernstig is en dat opname voor klinisch onderzoek urgent is en behandeling door een ter zake kundig specialist geïndiceerd is.
Ook een nadien geconsulteerd maag-darm-leverarts concludeert op basis van de hem toegezonden stukken dat endoscopisch onderzoek is geïndiceerd.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft van meet af aan intensieve medische zorg gekregen, toegespitst op zijn problemen. Er heeft herhaald, ook middels bloedtests, onderzoek plaatsgevonden, zonder dat er tekenen waren dat er sprake kon zijn van enig acuut medisch probleem. De
raadsvrouw heeft vanaf het begin van de detentie druk op de medische dienst gezet om over te gaan tot acute opname in het ziekenhuis en heeft daarnaast zelfs een kort geding aangespannen. De rapportage van de geconsulteerde arts van eigen keuze kan de
toets der kritiek niet doorstaan. Klager had op 31 december 2008 een BMI van 24, wat hoog normaal is, terwijl de arts de dag ervoor een sterk vermagerde, licht uitgedroogde man vaststelde.
Medio januari 2009 is er een bloed en fecesonderzoek gedaan en een ECG gemaakt vanwege de door de raadsvrouw en arts van eigen keuze veroorzaakte onrust. Wederom zijn geen afwijkingen geconstateerd. Ondanks het afvallen maakt klager onverminderd een
niet zieke en vitale indruk. Op 19 januari 2009 is klager verwezen voor internistisch onderzoek.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat er geen aanwijzingen zijn dat de inrichtingsarts klager onjuist of onzorgvuldig behandeld heeft. Voorop gesteld wordt hierbij dat voor de beoordeling relevant is
de periode tot aan de datum van het verzoek van klager om bemiddeling.
De beroepscommissie stelt vast dat klager onder voortdurende aandacht is geweest van de inrichtingsarts en er tot aan het moment van het verzoek om bemiddeling niet is geconstateerd dat een en ander tot acute opname had moeten leiden.
Dat een geconsulteerde arts naar eigen keuze in een later stadium tot andere conclusies of interpretatie van gegevens komt, doet aan de hiervoor geconstateerde zorgvuldigheid niet af.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, dr.ing. C.J. Ruissen en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 21 april 2009

secretaris voorzitter

Naar boven