Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0456/GV, 20 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/456/GV

betreft: [klager] datum: 20 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. van Delft, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 februari 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken, waaronder de nadere reactie van mr. M. van Delft van 7 april 2009.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager, noch zijn raadsvrouw, beschikt over de stukken waaraan de selectiefunctionaris refereert. Klager betwist dat van vluchtgevaar sprake is. Klager zit een hem op 9 augustus 1995 opgelegde straf
uit.
Hij heeft wortels in zowel Nederland als Tsjechië. De laatste jaren tot aan zijn aanhouding heeft hij in Tsjechië gewoond, waar zijn partner en hun dochter nog steeds wonen. Klager heeft in Nederland een aanvaardbaar verlofadres bij zijn zuster. Het is
de bedoeling na verloftoekenning klagers dochter, echtgenote en moeder uit Tsjechië te laten overkomen naar Nederland, om gezamenlijk het verlof door te brengen. Dat klagers gezin in Tsjechië verblijft en hij na ommekomst van zijn straf daar naar alle
waarschijnlijkheid naar terugkeert, kan geen reden zijn hem verlof te weigeren. Van concrete feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat hij zich aan zijn detentie zal onttrekken is geen sprake. Een bijkomende contra-indicatie is dat
als klager zich zou onttrekken, hij zijn in Nederland woonachtige familie niet meer zou kunnen bezoeken.
In een nadere aanvulling wordt nog aangevoerd dat het negatieve advies enkel is gebaseerd op de van het GRIP afkomstige informatie. Met betrekking tot het laatste wordt opgemerkt dat deze informatie niet bij de overgelegde stukken zit en voorts dat
deze
informatie in algemeenheden is geformuleerd en niet is geconcretiseerd. De informatie is daarmee oncontroleerbaar en ook niet door de directeur gecontroleerd.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Zowel de inrichting, de politie als het meldpunt Grip heeft aangegeven tegen verlofverlening te zijn. Zij vrezen dat klager zich tijdens een verlof zal onttrekken aan de detentie en zal vluchten naar Tsjechië. Het meldpunt GRIP heeft aangegeven dat
klager in december 2008 heeft aangegeven dat hij naar Tsjechië zal gaan en niet zal terugkeren. Kort voor inzending van het verlofverzoek is contact opgenomen met het GRIP en daarbij is aangegeven dat de informatie nog steeds actueel is.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op de van het GRIP afkomstige informatie.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven gelet op de voorgeschiedenis en het bestaande vluchtgevaar negatief te adviseren.

De politie regio Utrecht heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlening van verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens verkrachting onder hypnose, ontucht, valsheid in geschrifte, oplichting en overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 10 september
2009.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Uit de stukken blijkt dat klager op 9 augustus 1995 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één voorwaardelijk. Klager heeft zich indertijd aan berechting onttrokken. Hij heeft slechts zeven dagen in detentie verbleven en is lange
tijd voortvluchtig geweest. Sinds 1997 stond hij internationaal gesignaleerd. Op 19 mei 2008 is hij in Oostenrijk gearresteerd en sinds 7 augustus 2008 zit klager gedetineerd.
Reeds gelet op vorenstaande is de vrees dat klager zich tijdens een te verlenen verlof aan zijn detentie zal onttrekken gerechtvaardigd. Daar komt bij dat het GRIP beschikt over informatie waaruit blijkt dat klager zich heeft uitgelaten dat hij bij het
eerstvolgende verlof niet zal terugkeren naar detentie en zal vluchten naar Tsjechië.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 20 april 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven