Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1017/GV, 12 mei 2009, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1017/GV

betreft: [klager] datum: 12 mei 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.T.G. van Schie, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 april 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. C.T.G. van Schie om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft sinds augustus 2000 een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in Nederland op grond van zijn huwelijk. De verblijfsvergunning was laatstelijk geldig tot 27 mei 2007. Op 12 december 2008 is
door klager om verlenging gevraagd. Er is op dit moment nog geen beslissing genomen. Zolang op deze aanvraag geen beslissing is genomen, mag klager in Nederland verblijven. Voorts was klager vanaf 12 juni 2001 tot zijn aanhouding op 27 september 2005
werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en was hij langer dan vijf jaar toegelaten als gezinslid en ontleent hij ook hieraan zijn verblijfsrecht. Hij verblijft derhalve rechtmatig in Nederland. Klager is ongewenst verklaard
bij beschikking van 14 oktober 2008. Deze beschikking is naar aanleiding van een ingediend bezwaarschrift ingetrokken op 20 januari 2009. Kennelijk is er opnieuw een voorstel ingediend bij de IND om klager ongewenst te verklaren. Of dit zal geschieden,
is nog maar de vraag. Niet gesteld kan worden dat er thans een procedure loopt met betrekking tot de ongewenstverklaring van klager. Deze procedure neemt pas een aanvang als de beslissing tot ongewenstverklaring is genomen. Als een ambtelijke
voorbereiding van een beslissing tot ongewenstverklaring in het kader van artikel 4, aanhef en onder l, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting moet worden aangemerkt als een procedure tot ongewenstverklaring dan geldt ten aanzien van die
procedure dat klager hangende de procedure in ieder geval in Nederland mag verblijven. Hij ontleent immers zijn rechtmatig verblijf aan artikel 8 van de Vreemdelingenwet. Zelfs als klager ongewenst wordt verklaard, zal een daartegen gericht
bezwaarschrift van rechtswege opschortende werking hebben. Er is momenteel geen enkele juridische grond om verlof aan klager te weigeren.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager komt niet in aanmerking voor verlof op grond van artikel 4 aanhef en onder l. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.
Volgens de telefonische toelichting van de selectiefunctionaris op 7 mei 2009 is in de hierna volgende zin abusievelijk het woord ‘gestart’ weggevallen. De beroepscommissie vat dit op als een kennelijke schrijf- en/of typefout en leest de zin als
volgt:
De vreemdelingendienst Nijmegen en de IND zijn een procedure tot ongewenstverklaring gestart, hieraan is geen schorsende werking verleend.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag
De advocaat-generaal heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
De politie Gelderland Zuid heeft aangegeven dat er geen bijzonderheden zijn en dat zij geen advies uitbrengt.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens verkrachting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 25 september 2009.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit artikel 4, aanhef en onder l., van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt onder meer dat verlof wordt geweigerd ten aanzien van wie een procedure tot ongewenstverklaring loopt. Uit de stukken volgt dat er ten aanzien van klager
(opnieuw) een voorstel is ingediend bij de IND om klager ongewenst te verklaren. Op dit voorstel is nog niet beslist. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een
afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan, gelet op het bovenstaande, de beslissing van de Staatssecretaris niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 mei 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven