Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3214/GA, 7 mei 2009, beroep
Uitspraakdatum:07-05-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3214/GA

betreft: [klager] datum: 7 mei 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 november 2008 van de beklagcommissie bij locatie Het Veer te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 april 2009, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klager en zijn raadsvrouw mr. C.L. Koets-Bolhuis.

De directeur van locatie Het Veer heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de toediening van dwangmedicatie op 29 april 2008 en op 2 mei 2008.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is ten onrechte dwangmedicatie toegediend. Hij is niet ziek. Niet bekend is wat er geestelijk met klager aan de hand zou zijn. Klager zit een gevangenisstraf uit van twaalf jaar; hij heeft geen tbs. Nadat in Vught een incident met een bewaarder
was geëscaleerd, zijn voor klager de problemen begonnen. Aan klager worden voortdurend ordemaatregelen en disciplinaire straffen opgelegd en ook andere dwangmiddelen worden op hem toegepast. Dit heeft veel stukgemaakt bij hem. Hij is thans geplaatst in
de locatie Het Veer, maar dit werkt niet. Volgens de behandelend psycholoog van het PBC dient aan klager aandacht en de juiste behandeling te worden geboden en geen medicatie. Pas na het PBC is aan klager medicatie verstrekt. Klager is nu sinds drie à
vier maanden gestopt met medicatie. Hij wil geen medicatie, maar menselijk behandeld worden zoals in het PBC. Hij hoort thuis in een kliniek, maar is daar moeilijk plaatsbaar in verband met zijn voorgeschiedenis en de lange wachtlijsten van
rijksinrichtingen. Aansluitend aan zijn huidige gevangenisstraf zal een nieuwe gevangenisstraf worden tenuitvoergelegd in verband met feiten gepleegd tijdens detentie. Klager kan na detentie niet worden uitgezet.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Artikel 32, eerste lid, van de Pbw bepaalt dat de directeur een gedetineerde kan verplichten te gedogen dat ten aanzien van hem een bepaalde geneeskundige handeling wordt verricht, indien die handeling naar het oordeel van een arts volstrekt
noodzakelijk is ter afwending van gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de gedetineerde of van anderen.

In de artikelen 21 tot en met 23 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn nadere regels gesteld omtrent de toepassing van een gedwongen geneeskundige behandeling.

Artikel 57, eerste lid aanhef en onder f, van de Pbw en artikel 58, eerste lid, van de Pbw, waarin de hoor- en mededelingsplicht zijn geregeld, zijn van toepassing.

Uit de beschikkingen die betrekking hebben op het toedienen van dwangmedicatie aan klager op 29 april 2008 en 2 mei 2008 blijkt niet dat klager overeenkomstig het bepaalde in artikel 57, eerste lid aanhef en onder f, van de Pbw is gehoord voordat de
beslissingen zijn genomen om hem dwangmedicatie toe te dienen.
Voorts blijkt uit de beschikking van 29 april 2008 dat deze beschikking in strijd met artikel 58, eerste lid, van de Pbw drie dagen later aan hem is uitgereikt. Op de beschikking van 2 mei 2008 ontbreekt de datum en het tijdstip van uitreiking.
Derhalve
staat niet vast dat deze beschikking (tijdig) aan klager is uitgereikt.

Uit de stukken kan voorts niet worden opgemaakt of overeenkomstig het bepaalde in artikel 22, eerste lid, van de Pm melding is gemaakt van de toediening van dwangmedicatie aan de in dat artikel genoemde instanties. Evenmin blijkt uit de stukken of
klager overeenkomstig artikel 22, tweede lid, van de Pm zo vaak als nodig is bezocht door een arts of verpleegkundige en of het in artikel 23, eerste lid, van de Pm vermelde plan tot verbetering zo spoedig mogelijk is opgemaakt.

Uit het bovenstaande volgt dat er sprake is van formele gebreken die tot formele gegrondheid van het beroep en het beklag dienen te leiden, waarbij de beroepscommissie benadrukt dat juist bij het toedienen van dwangmedicatie het naleven van
voorschriften van het hoogste belang is, omdat het hierbij gaat om een verstrekkende ingreep in de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van de gedetineerde.
De beroepscommissie kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 50,=.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat uit de eerder verstrekte inlichtingen van de directeur aannemelijk is geworden dat klagers gedrag en toestand, gerelateerd aan diens voorgeschiedenis, zodanig waren dat de directeur redelijkerwijs tot het
oordeel heeft kunnen komen dat de dwangmedicatie die op 29 april 2008 en 2 mei 2008 aan klager in locatie Het Veer is toegediend noodzakelijk was ter afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van klager of anderen. Niet aannemelijk is geworden
dat
dit gevaar op een andere, minder ingrijpende wijze, kon worden afgewend.
De beroepscommissie zal derhalve het beroep materieel ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen, met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep formeel gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag formeel gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep materieel ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. M. Boone en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 mei 2009

secretaris voorzitter

Naar boven