Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0525/GB, 4 mei 2009, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 09/525/GB

Betreft: [klager] datum: 4 mei 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 februari 2009 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klagers raadsvrouw, mr. M.J. Boers, is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis BGG van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 21 mei 2007 gedetineerd. Hij verbleef (onder meer) in de extra beveiligde inrichting (e.b.i.) van de p.i. Vught en laatstelijk in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Vught. Op 19 december 2008 is hij geplaatst in de gevangenis
BGG van de p.i. Vught, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager is van mening dat de bestreden beslissing onzorgvuldig is genomen. De beslissing op het bezwaarschrift is niet binnen zes weken na de indiening daarvan genomen, terwijl dat wel wettelijk is voorgeschreven. Om die reden dient het beroep op
formele
gronden gegrond te worden verklaard.
De selectiefunctionaris heeft bij zijn beslissing geen rekening gehouden met het uitgangspunt van een voorbereiding op een terugkeer in de samenleving en ook niet met het regionaliseringsbeginsel. Voorts heeft de selectiefunctionaris geen
belangenafweging gemaakt ten aanzien van de noodzaak voor beveiliging. Klager is geplaatst in een inrichting waar hij niet thuis hoort. Klager is geschikt voor plaatsing in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Hij heeft de afgelopen
dertien maanden voorbeeldig gedrag vertoond en voldoet aan alle daarvoor gestelde criteria. Het – volgens klager verjaarde – risicoprofiel is niet langer op hem van toepassing. De bestreden beslissing is niet onpartijdig genomen en de belangenafweging
is onvoldoende beargumenteerd. Klager is niet door de selectiefunctionaris gehoord. Een en ander dient er toe te leiden dat de bestreden beslissing als onvoldoende gemotiveerd, dient te worden vernietigd. Klager stelt zich verder op het standpunt dat
hij absoluut niet past binnen de criteria die gelden voor plaatsing in een regime van beperkte gemeenschap. De door de selectiefunctionaris voor zijn beslissing gebruikte informatie is verouderd en niet (langer) op klager van toepassing. De
gedragsrapportage laat zien dat klager uitstekend gedrag heeft vertoond.
Klager is inmiddels al bijna twee jaar in een inrichting buiten de regio van herkomst geplaatst. Hierdoor is klagers recht op family-life geschonden. Klager zou graag willen dat de selectiefunctionaris de volgende vragen beantwoordt.
Zijn er aanwijzingen dat klager de laatste dertien maanden betrokken is geweest bij ontvluchtingen of pogingen daartoe?
Wordt maandelijks overlegd over klagers status op de lijst gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst)?
Is er bij klager sprake van een actueel en hoog vluchtrisico?
Kunnen alle rapportages omtrent klager aan het dossier worden toegevoegd?
Klager verzoekt de beroepscommissie te bepalen dat hij zal worden overgeplaatst naar een inrichting in de regio Den Haag of Amsterdam. Klager verzoekt de beroepscommissie hem een financiële tegemoetkoming toe te kennen voor de ten onrechte in een
inrichting met een b.g.g.-regime doorgebrachte tijd

De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Hij heeft verwezen naar de beslissing op het bezwaarschrift en aangegeven het daarin ingenomen standpunt te handhaven. Dat standpunt houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in. Klager voldoet aan de criteria voor plaatsing een gevangenis met een
b.g.g.-regime. Klager is langdurig voortvluchtig geweest tijdens een eerdere detentie en heeft tijdens de huidige detentie een poging tot ontvluchting ondernomen dan wel essentiële voorbereidingen daarvoor getroffen. Ten aanzien van klager is er sprake
van een hoog vluchtrisico. Voor zover klager heeft verzocht om plaatsing in de BGG Zoetermeer, geldt dat daar een zeer beperkte opnamemogelijkheid bestond en aldaar sprake was van een lange wachtlijst. In de gevangenis BGG Vught was leegstand, klager
kon daar per ommegaande worden geplaatst. Klager kan altijd zelf (alsnog) een overplaatsingsverzoek op sociale indicatie indienen.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis BGG is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan. Klager staat vermeld op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico met de status hoog. Reden daarvoor is dat klager eerder – tijdens een vorige detentie – is ontvlucht en gedurende langere tijd
voortvluchtig is geweest. Tijdens zijn huidige detentie was er sprake van een ontvluchtingspoging vanuit het h.v.b./Isd Rotterdam, naar aanleiding waarvan klager is overgeplaatst naar de e.b.i. Ook in de e.b.i. werd hij ervan verdacht een
ontvluchtingspoging te willen ondernemen dan wel voorbereidingen daartoe te hebben getroffen. Deze omstandigheden maken voldoende aannemelijk dat er bij klager sprake is van een hoog vluchtrisico. Dat geldt temeer nu aan klager ook een zodanige status
is toegekend op de lijst GVM. Gelet op de specificieke toezichtmaatregelen, die op grond van het gepubliceerde beleid gedetineerden met vlucht-/maatschappelijk risico (d.d. 31 januari 2008, nr. 5522999/07/DJI) kunnen worden genomen, dienen
gedetineerden
in een zodanige reguliere inrichting te worden geplaatst dat specifieke (in bijlage I bij de hiervoor genoemde regeling vermelde) toezichtmaatregelen kunnen worden toegepast. De selectiefunctionaris heeft, gelet op hetgeen hiervoor is vermeld, in
redelijkheid kunnen beslissen dat er bij klager sprake is van een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing klager vooralsnog te plaatsen in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap, niet als onredelijk of onbillijk
aan te merken. Hetgeen door klager naar voren wordt gebracht omtrent zijn gedrag in de inrichting kan niet leiden tot een ander oordeel.
Naar aanleiding van wat door klager naar voren is gebracht met betrekking tot de overschrijding van de termijn voor het beslissen op het bezwaarschrift, heeft te gelden dat de wetgever daarop geen sanctie heeft gesteld.
.
Klager heeft een aantal vragen geformuleerd met het verzoek deze te willen stellen aan de selectiefunctionaris. Daarvoor is in het kader van deze procedure geen ruimte. Het staat klager vrij om die vragen – al dan niet door tussenkomst van het bureau
selectie- en detentiebegeleiding – zelf aan de selectiefunctionaris te stellen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 mei 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven