Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2951/TB, 9 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:09-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2951/TB

betreft: [klager] datum: 9 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.V.C. Constandse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 12 november 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 februari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman,
mr. J.V.C. Constandse, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie.
Van klager is op 28 februari 2009 nog een nadere reactie ontvangen

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft op 12 november 2008 het verzoek om overplaatsing vanuit de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught naar een andere inrichting afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 8 oktober 1998 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege terzake van doodslag. Klager is op
9 oktober 2000 geplaatst in de Pompestichting te Nijmegen. Op 10 maart. 2003 heeft de Minister beslist klager te plaatsen in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Deze plaatsing is op 12 maart. 2003 gerealiseerd. De beroepscommissie heeft het
door klager ingestelde beroep tegen de longstayplaatsing op 18 november 2004, 03/654/TB, ongegrond verklaard. Per brief van 10 augustus 2007 heeft klager verzocht om wegplaatsing uit de longstayvoorziening en plaatsing in FPK De Meren. Op 8 oktober
2007
heeft de Staatssecretaris de raadsman van klager bericht dat de Pompestichting niet voornemens is klager over te plaatsen.
De beroepscommissie heeft het hiertegen door klager ingestelde beroep op 18 februari 2008, 07/2596/TB, ongegrond verklaard.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De verstoorde verhouding die in de Pompestichting is ontstaan is mede aan de kliniek te wijten. Klager heeft diverse klachtprocedures aangespannen tegen de psychiaters [A] en [B] voor het onterecht tekenen van rapportages en onheuse bejegening. Eén
klacht is gegrond verklaard en de andere klacht is in der minne geschikt door een excuusaanbod van de betreffende psychiater. Er lopen nog twee klachten tegen psychiater [A]
Alles wat klager doet of niet doet wordt negatief uitgelegd. Niets wordt van hem geloofd. De extreme argwaan en wantrouwen ten aanzien van klager heeft tot gevolg onnodige of althans overdreven beveiligingsmaatregelen bij verlof en zittingen van de
rechtbank. Voorts wordt klagers kamer regelmatig doorzocht. Een verbogen lepeltje wordt bij klager al als een wapen gezien.
In de laatste verlengingsprocedure heeft de rechtbank in haar beslissing van 10 oktober 2008 overwogen dat zij gaarne zou zien ‘dat deze overplaatsing – indien praktisch mogelijk – in de komende 2 jaar zou worden gerealiseerd (-) maar wel een einde zal
maken aan de impasse ten gevolge van de (kennelijk bestaande) verstoorde relatie tussen de Pompestichting en de terbeschikkinggestelde’.
Klager wenst primair geplaatst te worden in een andere inrichting waarbij de behandeling, gericht op terugkeer in de maatschappij, wordt hervat en subsidiair voor het verder ondergaan van de tbs. Klager wil in ieder geval weggeplaatst worden uit de
Pompestichting. Klager zal zich inzetten om een vertrouwensrelatie met behandelaars op te bouwen en niet meer zo snel te klagen. Voor overplaatsing naar een andere longstay-afdeling is het FPC Veldzicht (Veldzicht) de enige mogelijkheid.
Het is hoogst ongelukkig dat in de brief van de Pompestichting van 23 februari 2009, waarin verzocht wordt klager over te plaatsen naar Veldzicht, wordt gesteld dat het zeker niet is uitgesloten dat de verhoudingen weer vast gaan lopen. Nu namens de
Staatssecretaris niet kan worden aangegeven op welke termijn op dit verzoek zal worden beslist, verzet de raadsman zich tegen aanhouding van de behandeling van onderhavig beroep.
Volgens klager heeft hij nooit de aanmelding voor plaatsing in de longstay en het advies van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) gekregen. Aangezien de inrichting nooit positief over klager zal adviseren wil klager graag een
observatieplaatsing.
Bij brief van 28 februari 2009 heeft klager aangegeven dat het beroep uitsluitend is gericht op plaatsing uit de longstay-afdeling en niet op overplaatsing naar een andere longstay-afdeling van een andere kliniek. Klager zou graag in de randstad
geplaatst willen worden in verband met het bezoek van familieleden, die allen in de regio Haarlem woonachtig zijn.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Psychiater [B] van de Pompestichting was helaas verhinderd om als getuige-deskundige op deze zitting te verschijnen.
Klager voldoet nog steeds aan de criteria voor plaatsing op een longstay-voorziening. Door de raadsman zijn geen argumenten aangevoerd waarom klager nu op een behandelafdeling zou moeten worden geplaatst.
Ten tijde van de afwijzingsbeslissing op 12 november 2008 was de situatie anders en in redelijkheid kon toen worden besloten het overplaatsingsverzoek af te wijzen.
Op 23 februari 2009 heeft de Pompestichting echter verzocht om klager over te plaatsen naar Veldzicht. Zodra de nadere toelichting van de inrichting is ontvangen, zal zo spoedig mogelijk op dit verzoek worden beslist.

4. De beoordeling
Het longstaybeleid opent de mogelijkheid een tbs-gestelde uit een longstayvoorziening te plaatsen indien na verloop van tijd blijkt dat voortzetting van het verblijf op de longstay afdeling niet meer noodzakelijk is, omdat blijkt dat het delictrisico
op
termijn kan worden verminderd door behandeling of anderszins.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit de stukken moet worden aangenomen dat klager onverminderd delictgevaarlijk is en zich verzet tegen een behandeling. Er zijn geen aanknopingspunten naar voren gekomen voor een wegplaatsing van klager uit de
longstayvoorziening. Voorts zijn door en namens klager geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing heeft mogen komen.
De beslissing van de Staatssecretaris tot afwijzing van klagers overplaatsingsverzoek naar een behandelinrichting, kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden genoemd. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep gericht tegen de beslissing van de Staatssecretaris tot afwijzing van klagers overplaatsingverzoek naar een behandelinrichting ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R. Weenink, voorzitter, mr. drs. F.A.M. Bakker en drs. B. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 9 april 2009

secretaris voorzitter

Naar boven