Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2954/TB, 14 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:14-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2954/TB

betreft: [klager] datum: 14 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.M. Kwakman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 12 november 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 februari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.A.M. Kwakman, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een andere behandelinrichting afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van de rechtbank Assen van 22 augustus 2001 veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.
Klager is op 21 maart. 2003 in Flevo Future (thans: Oostvaarderskliniek) opgenomen. Klager is vervolgens op 24 januari 2006 geplaatst in de Van Mesdagkliniek (thans: Van Mesdag).

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager zat middenin een behandeling en toen werd alles stopgezet. Klager neemt op vrijwillige basis medicatie. Klager wil graag nog behandeld worden.
Zodra een inrichting meent dat een patiënt uitbehandeld is, wordt er een longstayindicatie aangevraagd en wordt de patiënt veelal niet meer behandeld. Pas tegen de plaatsingsbeschikking kan beroep ingesteld worden. Het duurt zeker een half jaar
alvorens
op het beroep beslist wordt en al die tijd verblijft de patiënt al op een longstayafdeling.
De weigering van de Staatssecretaris tot overplaatsing is gestoeld op het feit dat een longstayaanvraag in voorbereiding was en dat een overplaatsing in dat geval alleen geïndiceerd is als sprake zou zijn van zwaarwegende (persoonsgebonden)
argumenten.

Het uitgangspunt moet zijn: behandelen tot de daadwerkelijke plaatsingsbeschikking is afgegeven en daartegen beroep ingesteld kan worden.
De inrichting zou hebben aangegeven niet zozeer bang te zijn voor een seksueel delict, als wel voor een geweldsdelict. Klager herkent bij zichzelf agressieve gevoelens en heeft daarom gevraagd om een agressieregulatietraining te mogen volgen. Dat is
hem
geweigerd. Ook het volgen van een verslavingsmodule wordt hem geweigerd.
Het is voor klager juist van belang doorbehandeld te worden. De behandeling in Flevo Future is mislukt. In de Van Mesdag is de behandeling goed aangeslagen. De onafhankelijk deskundige Pauw ziet een aanmerkelijke positieve gedragsverandering en zeker
nog mogelijkheden voor de toekomst. Klager wil een toekomst waarin hij in een begeleide woonvorm woont en op een sociale werkplaats werkt, onder blijvende controle en met gebruik van libidoremmende middelen.
Mocht uiteindelijk besloten worden dat niet alle behandelmogelijkheden zijn uitgeput dan is er een lange periode waarin geen behandeling meer werd gegeven.
De rechtbank te Assen heeft in haar beslissing van 13 mei 2008 overwogen ‘dat zij zich niet kan vinden in het standpunt van de kliniek dat met een negatief oordeel over libidoremmers slechts de longstay als optie resteert’. Verder schrijft zij: ‘de
rechtbank gaat er dan ook van uit dat de kliniek zich in zal spannen en waar nodig verder zal behandelen om een longstayplaatsing te voorkomen’.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Men heeft getracht om klager, ondanks de sombere prognoses, te behandelen. De behandeling is echter niet aangeslagen. In de Van Mesdag gaf klager aan behandelmoe te zijn. De behandelcoördinator is van mening dat, ondanks enkele positieve
ontwikkelingen,
van het voortzetten van verschillende therapieën niet te verwachten is dat deze van significante invloed zullen zijn op het verminderen van het recidiverisico. De basale problematiek wordt onveranderbaar geacht. Een onderzoek naar de mogelijkheid van
een longstayplaatsing is derhalve gerechtvaardigd. De Van Mesdag ziet, op dit moment, vanuit behandeloptiek geen enkele aanleiding voor overplaatsing van klager. Zolang onduidelijkheid bestaat over de behandelmogelijkheden (en daarmee samenhangend een
mogelijke longstayplaatsing) van klager is elke conclusie over een op te lopen behandelachterstand voorbarig en daarmee onvoldoende reden voor overplaatsing.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In februari/maart. 2008 zijn door de onafhankelijk deskundigen [A] en [B] rapportages opgesteld in het kader van de vordering tot verlenging van de tbs.
In zijn rapportage van 23 februari 2008 geeft [B], psychiater, in het hoofdstuk forensisch psychiatrische beschouwing het volgende aan: ‘Waar men uiteindelijk met de behandeling op uitkomt, zal moeten blijken óf en in welke mate men uiteindelijk tot
resocialisatie kan komen. Dat is op dit moment moeilijk te voorspellen. Het lijkt me niet realistisch om te veronderstellen dat er over een jaar al sprake zou zijn van mogelijke beëindiging. (-) Het zal in de loop van de behandeling moeten blijken of
deze strakke structuur van een tbs-kliniek noodzakelijk blijft om deze impulsen te beteugelen of dat betrokkene uiteindelijk zelf leert dit voldoende onder controle te houden, eventueel met libidoremmende medicatie”.
Psycholoog [A] geeft in zijn rapportage van 7 maart. 2008 aan dat er een verandering bij klager valt waar te nemen. Er is wel degelijk nog vooruitgang te boeken en klagers delictgevaarlijkheid is te beïnvloeden, al dan niet met behulp van
libidoremmende
middelen. Het is op dit moment nog te vroeg om al te denken aan een longstayplaatsing.
In de verlengingsbeschikking van de rechtbank Assen van 8 mei 2008 heeft de rechtbank aangegeven zich niet te kunnen vinden in het standpunt van de kliniek dat met een negatief oordeel over libidoremmers slechts de longstay als optie resteert. Klager
heeft in de afgelopen periode laten zien te kunnen en willen veranderen. Volgens de rechtbank is het prematuur om - mocht het advies van de toetsingscommissie over de libidoremmende middelen negatief zijn - te constateren dat verdere behandeling geen
zin heeft. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de kliniek zich in zal spannen en waar nodig verder zal behandelen om een longstyplaatsing te voorkomen.

De beroepscommissie is van oordeel dat aan klager nog een behandelpoging elders dient te worden geboden.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen moet de bestreden beslissing bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden geacht. Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing te worden
vernietigd.

Nu de bestreden beslissing op materiële grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie de Staatssecretaris opdragen binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
De beroepscommissie kan thans nog niet bepalen of klager vanwege opgelopen behandelachterstand een tegemoetkoming toekomt. Een eventueel opgelopen behandelachterstand kan te zijner tijd op aangeven van klager eventueel tot een tegemoetkoming aanleiding
geven.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep gegrond op materiële grond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. B. Dekken en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 14 april 2009

secretaris voorzitter

Naar boven