Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3256/GA, 17 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3256/GA

betreft: [klager] datum: 17 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 december 2008 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) De Geerhorst te Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 februari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – zo verstaat de beroepscommissie – een disciplinaire straf van twee dagen uitsluiting van deelname aan activiteiten, wegens het zonder toestemming van de werkmeester verlaten van de werkzaal, en daarnaast de tenuitvoerlegging van
een
eerder voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf van vier dagen uitsluiting van activiteiten.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft indertijd niet uit vrije wil de arbeidszaal verlaten. Hij diende op last van de werkmeester terug te gaan naar de afdeling. Reden was dat een andere gedetineerde, die naast klager zat, daar toen aan het roken was. Klager heeft de opdracht
van de werkmeester opgevolgd. Toen klager op de verblijfsafdeling kwam, kreeg hij te horen dat hij bij de directeur moest komen. Klager heeft niets meegekregen van wat er op de werkzaal is gebeurd. Hij heeft begrepen dat hij al op de verblijfsafdeling
was toen zijn broer in de werkzaal opriep om met zijn allen de werkzaal te verlaten. Klager vindt dat het verslag in strijd is met de waarheid. Klager verliet als eerste, in opdracht van de werkmeester, de werkzaal. Later zag hij dat meer mensen van de
arbeid terugkwamen. Klager is van mening dat hij in deze als leugenaar wordt neergezet door de werkmeester. Klager kan zich daar niet mee verenigen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur kan niet zoveel toevoegen aan het verslag en hetgeen tegenover de beklagcommissie naar voren is gebracht. Er zou voor de werkmeester geen reden zijn geweest om klager verslag aan te zeggen als hij klager eerst naar de verblijfsafdeling zou
hebben gestuurd. De directeur heeft een en ander nagevraagd bij een collega van de verslagleggende werkmeester. Deze collega gaf aan dat in zijn visie het verslag een correcte weergave was van hetgeen toen is voorgevallen. De directeur heeft geen
aanleiding om aan de juistheid van dat verslag te twijfelen. Klager heeft een disciplinaire straf van twee dagen uitsluiting van de arbeid gekregen. Daarnaast is een eerder voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf van vier dagen uitsluiting van de
arbeid ten uitvoer gelegd naar aanleiding van dit voorval. De directeur verklaart met stelligheid dat er geen sprake is geweest van een misverstand met betrekking tot de identiteit van klager. Klager is niet verwisseld met zijn (eveneens in De
Geerhorst) gedetineerde broer. De andere bij dit voorval betrokken gedetineerden zijn overeenkomstig klager gestraft.

3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het op 11 juli 2008 in de wettelijk voorgeschreven vorm opgemaakte verslag. De beroepscommissie heeft geen aanleiding om te twijfelen aan hetgeen daarin wordt vermeld. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat
klagers gedrag – het zonder toestemming van de werkmeester de werkzaal verlaten – strafwaardig is en dat de beslissing van de directeur, om aan klager ter zake van dat gedrag een disciplinaire straf op te leggen en een eerder voorwaardelijk opgelegde
disciplinaire straf ten uitvoer te leggen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. De uitspraak van de beklagcommissie moet daarom worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven