Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3244/GA, 27 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3244/GA

betreft: [klager] datum: 27 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 oktober 2008 van de beklagcommissie bij de gevangenis Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde gevangenis in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. F.P. Holthuis, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet toestaan van het tonen van een diploma door en het tonen van foto’s aan een bezoekster tijdens het bezoek.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager stelt zich op het standpunt dat de betrokken penitentiair inrichtingswerkers
(p.i.w.-ers) uitvoering hebben geven aan het bepaalde in de huisregels. De huisregels zijn algemene regels maar in dit geval is er sprake van een toepassing daarvan op klager en mitsdien van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de
Pbw. De beklagcommissie heeft, door klager niet-ontvankelijk te verklaren, een te beperkte uitleg gegeven aan de wet. Het gaat te ver om in een geval als het onderhavige de eis te stellen dat eerst om toestemming aan de directeur moet worden verzocht.
Daarnaast geldt dat de door de p.i.w.-ers namens de directeur genomen beslissing feitelijk onjuist is. Het doel van het verbod om door het bezoek meegebrachte spullen aan te nemen of te gebruiken is het voorkomen van invoer van contrabande. Volgens
klager is een dergelijke invoer niet mogelijk door het enkele ‘tonen’ van het diploma of een foto. Het tonen kan volgens klager niet gelijkgesteld worden met het overhandigen, aannemen of gebruiken, zoals dat staat genoemd in de huisregels. Klager
verzoekt alsnog te worden ontvangen in zijn beklag en vraagt de beroepscommissie de klacht alsnog gegrond te verklaren met de toekenning van een tegemoetkoming.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In de huisregels van de gevangenis Alphen aan den Rijn staat in onderdeel 3.8 (onder meer en voor zover hier van belang) vermeld:
“3.8.1. Persoonlijk bezoek
(...)
Tijdens het bezoek gelden de volgende regels:
* (...)
* er mag niets aan of door de bezoekers worden overhandigd.

(...)
Het is verboden om door uw bezoek meegebrachte artikelen aan te nemen of te gebruiken. Indien het toezichthoudend personeel constateert dat dit toch gebeurt, heeft het personeel de opdracht het bezoek te beëindigen. Er zal dan rapport worden
opgemaakt.
(...)”

Deze bepalingen houden een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende algemene regel in. Tegen een dergelijke regel staat in beginsel geen beklag open.
In dit geval is evenwel aannemelijk dat ten aanzien van klager toepassing is gegeven aan het bepaalde in hiervoor genoemd onderdeel 3.8. Een dergelijke toepassing levert een voor beklag vatbare beslissing - als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de
Pbw, op. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient klager alsnog ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.

Als onweersproken kan worden vastgesteld dat klagers dochter op 30 september 2008 tijdens het bezoekuur aan klager een door haar behaald diploma heeft willen tonen en dat klager toen aan zijn dochter foto’s heeft willen tonen van de zogenaamde
vader-kinddag en dat dit tonen toen door de dienstdoende p.i.w.-ers is verboden.
De vraag die thans beantwoord moet worden, is of het tonen valt onder de verboden handelingen als genoemd in onderdeel 3.8 van de huisregels, te weten “overhandigen, aannemen of gebruiken”. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dat niet het
geval.
Voor het enkele tonen behoeft immers het betreffende voorwerp niet fysiek van de ene naar de andere persoon over te gaan, hetgeen bij overhandigen, aannemen of gebruiken in beginsel wel het geval zal zijn. Voor zover de beklagcommissie heeft overwogen
dat klager aan de directeur om toestemming had kunnen vragen voor het maken van een uitzondering op het bepaalde in de huisregels, geldt dat die eis in een geval als het onderhavige te zwaar is.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de bestreden beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk moet worden geacht. Het beklag zal daarom alsnog gegrond worden
verklaard.

Naar het oordeel van de beroepscommissie zijn de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan te maken, zodat er geen termen aanwezig zijn voor het vaststellen van een financiële tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven