Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3235/GA, 27 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 08/3235/GA

betreft: [klager] datum: 27 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.W.J. Faber, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 november 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) (voorheen h.v.b./ISD Nieuw Vosseveld) te Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld h.v.b. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het door het personeel openen van geprivilegieerde post in het bijzijn van klager.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Op 9 september 2008 is in het bijzijn van klager een poststuk, afkomstig van de raadsman, door het personeel geopend. Klager had daarvoor geen toestemming gegeven. Het betreffende poststuk was overeenkomstig het bepaalde in de daaromtrent gestelde
regels verzonden. Klager is overigens voorafgaand aan dat openen niet gehoord. In de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden (d.d. 20 oktober 1998 met nummer 715636/98/DJI) (hierna: de Regeling) staat in artikel 2 vermeld dat de directeur de
bevoegdheid heeft het poststuk in aanwezigheid van de gedetineerden te openen indiende directeur zulks noodzakelijk acht met het oog op de aanwezigheid van voorwerpen. Volgens klager bestond die noodzaak niet. Volgens de beroepscommissie zou een
dergelijk openen ook steekproefsgewijs mogen geschieden. Het Europese hof voor de rechten van de mens (EHRM) heeft evenwel anders geoordeeld. Volgens het hof zou dit openen enkel toegestaan zijn wanneer er een redelijk vermoeden bestaat dat de brief
ongeoorloofde voorwerpen bevat. Vereist is daarbij dat er sprake is van feiten en omstandigheden waaruit objectief gezien blijkt dat het betreffende communicatiekanaal wordt misbruikt. Steekproefsgewijze controle is daarom in strijd met het uit art. 8
EVRM afgeleide beginsel van vertrouwelijke communicatie tussen de advocaat en zijn cliënt. Klager stelt zich op het standpunt dat er in dit geval geen sprake was van een redelijk vermoeden. Ook een eventuele steekproefsgewijze controle, wordt door het
EHRM uitdrukkelijk verboden. In de European Prison Rules (EPR) staat vermeld dat de vertrouwelijkheid slechts beperkt kan worden door een rechterlijke autoriteit en dan nog onder uitzonderlijke omstandigheden. Daarvan is volgens klager in dit geval
geen
sprake.
Klager is van mening dat het beklag alsnog gegrond dient te worden verklaard en dat aan klager een tegemoetkoming van € 25,= dient te worden toegekend, dan wel een bedrag dat de beroepscommissie in dit geval juist acht.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Als vaststaand kan worden aangenomen dat op 9 september 2008 het inrichtingspersoneel in het bijzijn van klager een poststuk, afkomstig van zijn raadsman, heeft geopend. Voorts kan als vaststaand worden aangenomen dat het betreffende poststuk was
verzonden overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van de Regeling.
De vraag die moet worden beantwoord is of voldaan is aan de wettelijke bepalingen met betrekking tot het controleren en uitreiken van geprivilegieerde post.
Op grond van het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van de Regeling, is de directeur bevoegd om, indien hij dit noodzakelijk acht met het oog op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen, dat poststuk te openen in het bijzijn van de gedetineerde. Bij
het opstellen van de Regeling zijn (volgens de toelichting daarop) de uitgangspunten geweest:
- dat geen toezicht wordt uitgeoefend op de inhoud van geprivilegieerde post;
- dat vastgesteld moet kunnen worden wie de afzender is;
- dat de bevoegdheid van de inrichting de post te controleren niet gegrond behoeft te zijn op een vermoeden dat de envelop bijgesloten voorwerpen bevat;
- dat de inrichting de bevoegdheid heeft om steekproefsgewijs te controleren.

Uit het voorgaande komt naar voren dat de directeur de bevoegdheid heeft om zogenaamde geprivilegieerde post bij binnenkomst in aanwezigheid van de gedetineerde te controleren op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen indien hij dit noodzakelijk
acht dan wel steekproefsgewijs. De directeur heeft er mee volstaan ten overstaan van de beklagcommissie te verklaren dat het personeel overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van de Regeling heeft gehandeld en dat standpunt ondanks het zijdens klager
gevoerde verweer niet nader toegelicht. Al het vorenstaande brengt mee dat, anders dan de directeur stelt, niet aannemelijk is geworden dat aan alle vereisten, met name het noodzakelijkheidsvereiste, van de Regeling is voldaan. Dit leidt tot na te
melden beslissing.
Voor toekenning van een tegemoetkoming worden geen termen aanwezig geacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven