Nummer 25/47579/GA
Betreft [klager]
Datum 9 september 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft elf klaagschriften ingediend.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel heeft op 27 maart 2025 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (Ta-2024-1110, Ta-2024-1111, Ta-2024-1112, Ta-2024-1113, Ta-2024-1114, Ta-2025-8, Ta-2025-9, Ta-2025-10, Ta-2025-14, Ta-2025-15 en Ta-2025-16). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, met bijstand van een tolk in de Chinese taal, zijn raadsvrouw en de juridisch medewerker bij de PI Ter Apel, gehoord op de digitale zitting van 28 mei 2025.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager mag van de directeur zijn klaagschriften niet in het Chinees schrijven. Klager beheerst het Chinees, zijn moedertaal, zeker schriftelijk veel beter dan het Engels. De Engelse taal is hij op een veel lager (basisschool-)niveau machtig. Het klopt dat klager zijn klaagschriften tot november 2024 in het Engels indiende. Hij werd met het formuleren van zijn klachten geholpen door een Europese medegedetineerde, die het Engels schriftelijk goed beheerste. Na diens invrijheidstelling kreeg klager die hulp niet meer. Klager meent het recht te hebben om klaagschriften in zijn eigen taal in te dienen. Hij beheerst de Nederlandse taal in het geheel niet. Artikel 61, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) bepaalt dat de gedetineerde die de Nederlandse taal niet voldoende beheerst het klaagschrift in een andere taal kan indienen. Niet voorgeschreven is dat hij dat dan in het Engels moet doen. De beklagrechter oordeelt dat de weigering van de directeur om de klaagschriften te laten vertalen wordt gerechtvaardigd doordat klager niet bereid is om met het personeel te praten voordat hij een klacht indient en omdat hij veel klaagt. Dat zijn geen zuivere argumenten. Klager verwijst in dat kader naar RSJ 11 februari 2014, 13/3900/GA.
Klager heeft geen behoefte aan door de inrichting georganiseerde hulp bij het formuleren van zijn klachten, omdat hij niet te veel met anderen wil omgaan. Dat geldt voor zowel personeel als medegedetineerden. Hij vertrouwt mensen niet, dat moet hem niet worden tegengeworpen. Klager vindt dat de persoon die de inrichting heeft geregeld hem niet kan helpen met het verwoorden van zijn standpunten en gedachten. Het klopt dat klager aan de Hogeschool in Leeuwarden les in het Engels kreeg. Hij heeft nooit gezegd dat hij geen Engels kan spreken. Klager gaf ook Engelse les. Op de vraag of klager zelf in het Engels kan schrijven, geeft klager aan dat hij beter in het Chinees zijn gedachten kan uiten en kan schrijven.
Klager krijgt pas een beklagformulier uitgereikt nadat hij in gesprek is gegaan met het afdelingspersoneel. Klager meent dat hij niet verplicht is om met personeel zijn klachten te bespreken. Hij moet in staat worden gesteld klaagschriften in te dienen zonder daarover in gesprek te moeten gaan. Iedere klacht moet op haar eigen merites worden beoordeeld. In elk geval moet onderscheid worden gemaakt tussen ‘losstaande problemen’ en andere zaken. Als het niet om een losstaand probleem gaat, mag sowieso niet worden verlangd dat klager vooraf in gesprek gaat. Veel klaagschriften zien op beslissingen of gebeurtenissen waar het afdelingspersoneel geen invloed op heeft, bijvoorbeeld klachten over het dagprogramma. Soms vindt klager klachten te privacygevoelig om met het afdelingspersoneel te delen. Het maakt een groot verschil of het afdelingspersoneel kennisneemt van de klacht, of de directeur. Verder heeft het afdelingspersoneel volgens klager de afgelopen jaren nooit iets voor hem willen doen of oplossen en is zijn vertrouwen in het verleden geschaad, zodat hij geen enkele meerwaarde (meer) ziet in overleg met het personeel. Hij begrijpt dat het in zijn algemeenheid wenselijk is dat problemen en klachten zoveel mogelijk in der minne en laagdrempelig worden opgelost, maar hij stuit al jaren op onwil van het personeel om hem ter wille te zijn. Klager meent dat hij veel zaken die opgelost konden worden wel heeft gemeld bij het personeel, maar zonder enig effect. Natuurlijk is er wel eens iets opgelost. In die gevallen stelde klager geen beklag in. Klager denkt dat de directeur van de inrichting hem wil zwartmaken.
De beklagrechter erkent dat er geen juridische basis is voor het niet uitreiken van het beklagformulier. Ten onrechte wordt overwogen dat dergelijk overleg in de geest van de wet is en dat klager het proces zou willen verstoren door overleg uit de weg te gaan. In januari 2025 was het zelfs zo dat klaagschriften niet meer werden toegestuurd aan de Commissie van Toezicht (CvT), tenzij klager voorafgaand had gesproken met het personeel (klacht Ta-2024-1112). Klager heeft op enig moment in het Chinees opgestelde klaagschriften aan de raadsvrouw toegezonden, omdat het personeel deze niet meer in ontvangst nam. In de inrichting is geen brievenbus aanwezig waar klager zijn klachten in kan doen.
Desgevraagd geeft klager als reden voor het indienen van het grote aantal klachten aan dat hij vindt dat de inrichting hem oneerlijk heeft behandeld en dat zijn mensenrechten geschonden werden. Dat laatste is het geval, omdat hij in het Chinees wil schrijven en spreken. Dat is zijn belangrijkste klacht. Klager klaagt over een aantal onderwerpen telkens opnieuw, omdat hij de reden voor afwijzing niet krachtig genoeg vindt. Ook de taalbarrière speelt een belangrijke rol. Klager krijgt immers de uitspraak van de beklagcommissie in het Nederlands. Hij weet daarom niet wat de precieze motivering is. Klager heeft niet gezegd dat hij met zijn vele klachten het proces zou willen verstoren. Dat is een smoesje van de inrichting.
Standpunt van de directeur
De directeur benadrukt dat sprake is van een uitzonderlijke situatie. De inrichting zit ontzettend in haar maag met de situatie die rond klager is ontstaan. Iedere betrokken medewerker heeft in de afgelopen jaren geprobeerd om bij klager te achterhalen waarom hij zoveel klaagt en gezocht naar een passende oplossing. Ook de maandcommissaris heeft gedurende een lange periode veel tijd geïnvesteerd in de behandeling van klagers klachten. Het is niet gelukt om daar vat op te krijgen. Klager is ook niet bereid om bemiddelingsgesprekken te voeren. De maandcommissaris heeft aangegeven dat het daarom geen zin (meer) heeft om zijn klachten nog door te sturen.
Klager is een ‘veelklager’, zo blijkt uit het dossier en de cijfers, maar daarnaast speelt bij het nemen van de beslissingen van 18 december 2024 voor de directeur een rol dat klager pertinent weigert met het personeel in gesprek te gaan over zijn klachten en dat hij sinds november 2024 klachten niet meer in het Engels maar in het Chinees indient. Dat frustreert het proces nog meer.
Het personeel heeft aangegeven dat klager eenmalig heeft gezegd dat hij het proces zou willen verstoren. Dat heeft klager niet structureel gedaan. Wel structureel is dat klager geen openheid van zaken over zijn klachten wil geven. Klager wil niet in gesprek met het personeel, omdat het volgens hem niet verplicht is. Hoewel de wet inderdaad geen verplichting kent, heeft dit bij ‘losstaande problemen’ wel de sterke voorkeur. De jurisprudentie van de beroepscommissie laat dat ook zien. Klager had zich bij dat soort klachten kunnen wenden tot het personeel. Dat heeft hij ten aanzien van deze klachten nagelaten. Het is invulling van klager dat het personeel geen invloed zou hebben op de onderwerpen waarover hij klaagt. Dat weet hij niet, als hij op voorhand het gesprek weigert. Elke keer wanneer klager een klacht overhandigde en het personeel een handreiking deed, wilde klager niets zeggen, of liep hij weg. Dat zaken te privacygevoelig zouden zijn is niet goed te volgen, omdat de inrichting een afschrift krijgt van het klaagschrift. Klager heeft na de beslissingen van 18 december 2024 alleen nog een beklagformulier gekregen als hij in gesprek ging met het personeel. Er is nooit geweigerd om klagers poststukken te verzenden. Dat is ook niet de bedoeling geweest.
De inrichting kijkt naar het gebruik van technologische hulpmiddelen om te kunnen vertalen. Heikel punt daarbij is de privacy. Met klager wordt dagelijks in het Engels gecommuniceerd. Er bestaat bij medewerkers van de inrichting geen enkele twijfel dat klager de Engelse taal beheerst. Dat dit op basisschoolniveau zou zijn, wordt uitdrukkelijk betwist. Klager leest Engelse literatuur en heeft Engelse les gegeven aan medegedetineerden. Voordat hij gedetineerd raakte ging hij naar de Hogeschool in Leeuwarden, waar in het Engels wordt lesgegeven. Als er behoefte is aan hulp vanuit de inrichting, dan is de directeur daar zeer toe bereid. De inschatting is echter dat daar geen behoefte aan is, en ook dat het niet nodig is.
In de beslissing staat dat het klaaggedrag gedurende zes weken zal worden gemonitord. De beslissing is in januari 2025 verlengd. De periode is sowieso langer geworden omdat er gewacht werd op de uitspraak van de beklagrechter. Direct na de beklagzitting zag de inrichting een verandering. Klager heeft sindsdien een minimaal aantal klachten ingediend. Het is de vraag of dat het gevolg is van de beslissingen en of het is wat de inrichting heeft beoogd. Klager gaat namelijk nog steeds niet in gesprek met het personeel.
Eerdere jurisprudentie over misbruik van het beklagrecht ziet op veelklagers; personen die met een hoge frequentie (ongefundeerde) klachten indienen. In deze zaak zoekt de directeur naar richtlijnen en handvatten voor het omgaan met gedetineerden die niet een interne klachtenprocedure willen doorlopen en bewust klachten in een andere taal indienen. Nog los van de administratieve afhandeling van de klachten levert het voeren van verweer op klagers klachten een enorme tijdsbelasting op. Dat heeft effect op de orde en veiligheid in de inrichting.
3. De beoordeling
Wat is er gebeurd?
De directeur heeft klager op 18 december 2024 een brief gestuurd. Daarin beschrijft de directeur zijn zienswijze op klagers gebruik van het beklagrecht. Hij benoemt dat klager buitensporig veel en weinig concreet gemotiveerde klaag- en beroepschriften indient. Er is vanuit de inrichting van alles geprobeerd om de impasse te doorbreken – zoals inschakeling van het afdelingshoofd, de mentor, de casemanager, de juridisch medewerker, de geestelijke verzorging, de psycholoog, de CvT – maar klager lijkt zich te hebben vastgebeten in een bepaalde handelwijze en is daar niet van af te brengen. Hoewel de klachten volgens de directeur vaak gaan over een losstaand probleem, weigert klager met het personeel in gesprek te gaan. De directeur concludeert daaruit dat klager niet op zoek is naar een oplossing, maar met zijn vele klachten het systeem wil frustreren. Voor die conclusie vindt de directeur verder steun in het feit dat klager (op het moment van nemen van de beslissingen waartegen in deze zaak wordt geklaagd) sinds enkele weken klaagschriften in het Chinees indient en het proces daarmee extra vertraagt, terwijl hij de Engelse taal zeer goed beheerst.
De directeur komt tot de conclusie dat klager met zijn werkwijze misbruik maakt van zijn mogelijkheden om beklag te doen. De directeur heeft aangegeven dat hij in ‘het niet-ontvankelijk in beklag verklaren’ van klager ‘wegens misbruik van recht’ geen oplossing voor het probleem ziet, omdat een niet-ontvankelijkverklaring naar verwachting niet zal bijdragen aan een gedrags- en situatieverandering. In de meeste klachten wordt klager namelijk al niet-ontvankelijk verklaard, maar dan om andere redenen. Met de twee beslissingen als medegedeeld in de brief van 18 december 2024 heeft de directeur beoogd klagers beklagmogelijkheden op een doelmatige manier in te zetten, zonder afbreuk te willen doen aan de mogelijkheden voor het indienen van een klaagschrift en klagers beklagrecht:
1) Klager dient eerst in gesprek met het personeel te gaan alvorens hij een beklagformulier uitgereikt krijgt. Hiermee wordt beoogd dat klager zijn gestelde probleem op een zo laagdrempelig mogelijke manier oplost. Mocht klager met het personeel geen oplossing lijken te vinden, dan krijgt klager alsnog een beklagformulier uitgereikt.
2) Klager moet zijn klaagschriften in het Engels indienen. Als klager na deze beslissing Chineestalige klaagschriften indient, zullen deze niet aan het vertaalbureau worden aangeboden.
Klager heeft – zo begrijpt de beroepscommissie – na een gesprek met de directeur en ontvangst van deze (in het Nederlands en in het Engels opgestelde) brief elf klachten in de Chinese taal ingediend, die in dit beroep aan de orde zijn. Eén klaagschrift is in het Nederlands ingediend, dit is afkomstig van de raadsvrouw. Van één ander klaagschrift, dat ziet op het niet toestaan van gebruik van het Chinees in klaagschriften, is een vertaling beschikbaar. De beklagrechter heeft, in navolging van de directeur, geoordeeld dat klager kennelijk onredelijk gebruik maakt van het beklagrecht. De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in alle klachten. De beroepscommissie zal zich over misbruik van het beklagrecht en de beslissingen van de directeur van 18 december 2024 uitlaten.
Eerdere uitspraken beroepscommissie over misbruik van het beklagrecht
Het is de vraag wanneer het gebruik van het beklagrecht overgaat in misbruik van het beklagrecht. Dat is wettelijk niet geregeld. Tot het oordeel ‘misbruik van het beklagrecht’ moet blijkens de jurisprudentie van de beroepscommissie niet te snel worden gekomen. Voorkomen moet worden dat een gedetineerde zich niet zou kunnen beklagen over een beklagwaardige beslissing. Het enkele feit dat een bepaalde klager veelvuldig klachten indient, is op zichzelf niet voldoende om misbruik van het beklagrecht aan te nemen (zie bijvoorbeeld RSJ 18 september 2012, 12/1506/GA).
Tot op heden heeft de beroepscommissie tweemaal misbruik van het beklagrecht aangenomen (RSJ 18 februari 1999, 98/0470 A en RSJ 15 november 2004, RSJ 04/1871/TA e.v.). In de eerstgenoemde zaak ging het om meer dan duizend klachten over met name gedragingen van het personeel jegens klager, ingediend uit protest tegen klagers plaatsing in de Extra Beveiligde Inrichting. De beroepscommissie oordeelde dat het indienen van buitensporig veel klaagschriften en ongemotiveerde beroepschriften die veelal gedragingen van het inrichtingspersoneel betroffen en in feite een ander doel dienden, leidt tot niet-ontvankelijkheid wegens misbruik van het beklagrecht. In de als tweede genoemde zaak bracht klager volgens de beroepscommissie “de stroom klachten opnieuw op gang om zich langs deze weg te verzetten tegen het ondergaan van behandeling en om de confrontatie met zichzelf en zijn maatschappelijk onaanvaardbare gedrag uit de weg te gaan”. Klager gebruikte het beklagrecht volgens de beroepscommissie “voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven” en maakte dus misbruik van het beklagrecht.
Toetsingskader misbruik van het beklagrecht
Voor de vraag of sprake is van misbruik van het beklagrecht kan behalve bij eerdere uitspraken van de beroepscommissie ook aansluiting worden gezocht bij regels en uitspraken uit andere rechtsgebieden, zoals het civiele recht en het bestuursrecht.
Zo bepaalt artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW) – dat volgens artikel 3:15 van het BW ook buiten het vermogensrecht van toepassing is voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet – dat degene aan wie een bevoegdheid toekomt, haar niet kan inroepen, voor zover hij haar misbruikt. En dat een bevoegdheid onder meer kan worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
Buiten het civiele recht toetsen onder meer de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Centrale Raad van Beroep (CRvB) aan de criteria van artikel 3:13 van het BW bij de beoordeling of een beroep misbruik van bevoegdheid behelst en hanteren die bepaling als grondslag om een beroep in zo’n geval niet-ontvankelijk te verklaren. Zo neemt de CRvB, onder verwijzing naar 3:13 BW, misbruik van recht aan als rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij gegeven zijn, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw. Een min of meer overmatig beroep op door de overheid geboden faciliteiten levert in het algemeen op zichzelf geen misbruik van recht op. Elk beroep op die faciliteiten brengt kosten met zich voor de overheid en benadeelt die overheid in zoverre. Wel kan het aantal keer dat een bepaald recht of bepaalde bevoegdheid wordt aangewend in combinatie met andere omstandigheden bijdragen aan de conclusie dat sprake is van misbruik van recht (zie bijvoorbeeld CRvB 14 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1427, rechtsoverweging 4.1 t/m 4.4).
Bij het beoordelen of sprake is van misbruik van het beklagrecht acht de beroepscommissie, gelet op het voorgaande, in elk geval de volgende factoren relevant:
-
het aantal klachten dat wordt ingediend;
-
het onderwerp van de klachten;
-
of de klachten zijn onderbouwd (de redenen van het beklag);
-
de wijze waarop de klachten worden ingediend en
-
met welk doel de klachten worden ingediend.
De klachten
In het jaar 2024 heeft klager volgens de directeur 368 klaag- en beroepschriften ingediend (260 beklagzaken en 108 beroepen). Dit is grofweg een derde van het totaal aantal ingediende klaagschriften in de PI Ter Apel dat jaar. In de 171 beklagzaken waarin uitspraak is gedaan is klager in 132 klachten niet-ontvankelijk verklaard en zijn 34 klachten ongegrond verklaard. Door tussenkomst van klagers advocaat zijn 84 klachten ingetrokken; deze zagen allemaal op dezelfde situatie. Klager is in 2024 in alle beroepen waarin uitspraak is gedaan niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep, wegens het ontbreken van gronden.
Klager heeft dus een groot aantal klachten ingediend. Hij is niet-ontvankelijk verklaard in het overgrote deel daarvan. Dit gegeven, waarbij de beroepscommissie ook ambtshalve kennis heeft van de inhoud van (een deel van) de klachten, maakt duidelijk dat klager met grote regelmaat klaagt over zaken die niet beklagwaardig zijn. De beroepscommissie slaat voor deze conclusie ook acht op de overweging van de beklagrechter, waarin wordt gewezen op het niet-ontvankelijk verklaren van klager vanwege het ontbreken van een onderbouwing van de klachten, het ontbreken van een beslissing van de directeur en de herhaling van zetten. De beroepscommissie is met de directeur en de beklagrechter van oordeel dat het beklagrecht niet is bedoeld om over alles te kunnen klagen. Het heeft absoluut de voorkeur dat problemen die zich daarvoor lenen, (eerst) in het normale contact tussen de gedetineerde en het personeel worden opgelost, zoals dat ook in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is. Het is dus niet de bedoeling dat klager daarover (direct) een klacht indient. Dat weerhoudt hem er echter kennelijk niet van om over dezelfde onderwerpen telkens opnieuw te klagen. Het feit dat klager in 2024 in alle beroepen niet-ontvankelijk is verklaard vanwege het ontbreken van gronden, bevestigt het beeld. De beroepscommissie is van oordeel dat het grote aantal klachten, in samenhang met de onderwerpen waarover in de regel wordt geklaagd en het ontbreken van een onderbouwing, indicatoren zijn voor misbruik van het beklagrecht (zoals hiervoor omschreven onder 1, 2 en 3).
Niet in gesprek gaan met personeel
Ten aanzien van de beslissing van de directeur om geen beklagformulier uit te reiken als klager niet eerst een gesprek heeft met het personeel geldt het volgende. De directeur moet er op grond van artikel 60, derde lid, van de Pbw voor zorgen dat de gedetineerde die beklag wenst te doen daartoe zo spoedig mogelijk in de gelegenheid wordt gesteld. Hoewel het zonder meer begrijpelijk is dat de directeur het moment voorafgaand aan het instellen van beklag wil benutten, mag het beklagrecht van een gedetineerde (via een beklagformulier) niet afhankelijk worden gesteld van een gedwongen gesprek of contactmoment met een medewerker van de inrichting. Die (deel)beslissing van de directeur uit de brief van 18 december 2024 moet daarom worden gezien als strijdig met artikel 60, derde lid, van de Pbw.
In wat klager daarover naar voren heeft gebracht ziet de beroepscommissie geen reden om te twijfelen aan de stelling van de directeur dat klager over zijn klachten pertinent niet in gesprek wil gaan met het personeel. De beroepscommissie acht de weigering om in gesprek te gaan, voorafgaand aan maar ook na het instellen van beklag, met het personeel en ook met de maandcommissaris, erg zorgelijk. Zij doet een expliciet beroep op klager om zich open te stellen voor een gesprek over zijn klachten, zeker wanneer die zien op ‘losstaande/oplosbare problemen’.
De beroepscommissie kan de redenering van de directeur en de beklagrechter dat klager met het indienen van zijn klachten geen oplossing zoekt en dat hij geen openheid van zaken geeft over waarom hij het gesprek intern niet wil aangaan, maar het proces op deze manier wil frustreren, goed volgen. Dit raakt aan het doel waarmee de klachten zijn ingediend, zoals hiervoor omschreven onder 5.
Chinese/Engelse taal in klaagschriften
Op grond van artikel 61, vierde lid, van de Pbw kan de gedetineerde die de Nederlandse taal niet voldoende beheerst het klaagschrift in een andere taal indienen. De voorzitter van de beklagcommissie kan bepalen dat het klaagschrift in de Nederlandse taal wordt vertaald […].
De beroepscommissie stelt voorop dat het, gelet op voormeld artikel, niet aan de directeur is een verzoek van de voorzitter van de beklagcommissie om een klaagschrift te vertalen te weigeren, ook niet als de directeur dat in een beslissing aan een gedetineerde vooraf heeft aangekondigd. Of een klaagschrift moet worden vertaald, wordt bepaald door de beklagcommissie.
Klager meent dat hij het recht heeft zijn klaagschriften in het Chinees in te dienen. De beroepscommissie gaat daar niet in mee. Artikel 61, vierde lid, van de Pbw bepaalt dat de gedetineerde in staat moet worden gesteld om een klaagschrift in een andere taal (cursivering door beroepscommissie) dan het Nederlands in te dienen. Klager heeft jarenlang veelvuldig klaagschriften in het Engels ingediend. Sinds november 2024 dient hij klaagschriften in het Chinees in.
De beroepscommissie acht niet aannemelijk dat klager het Engels zou beheersen op basisschoolniveau. Naast het feit dat klager eerder klachten in het Engels heeft ingediend, is het immers zo dat klager een Engelstalige opleiding heeft gevolgd aan de Hogeschool. Ook is niet weersproken dat hij Engelstalige literatuur leest en dat hij Engelse les heeft gegeven. Met dat laatste is de beroepscommissie ambtshalve bekend, want klager heeft in het verleden (in elk geval) 22 klachten ingediend die zagen op zijn ontslag als docent Aziatisch-Engels (onder andere de klacht met beklagkenmerk Ta-2023-554, in beroep RSJ 20 maart 2024, 24/38815/GA (niet gepubliceerd)). Op grond daarvan moet het ervoor worden gehouden dat klager het Engels beheerst en in staat moet worden geacht zelf in die taal beklag in te stellen.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is dus geen sprake van schending van artikel 61, vierde lid, van de Pbw, nu klager in staat wordt gesteld om zijn klacht in een andere taal dan het Nederlands die hij (voldoende) beheerst, namelijk het Engels, in te dienen. Wanneer klager toch behoefte heeft aan ondersteuning bij het instellen van beklag in het Engels, dan kan hij zijn raadsvrouw of de inrichting om bijstand verzoeken.
De beroepscommissie is het met de directeur en de beklagrechter eens dat de wijziging in werkwijze, door klaagschriften op deze wijze, alleen nog in het Chinees, in te dienen, en het volharden daarin van klager, te zien is als een (verdere) frustratie van het beklagproces, zoals hiervoor omschreven onder 4 en 5.
Conclusie
Anders dan de beklagrechter komt de beroepscommissie tot de conclusie dat de beslissing van de directeur om klager geen beklagformulier uit te reiken als hij niet eerst in gesprek gaat met een medewerker, in strijd is met artikel 60, derde lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal aan die conclusie in dit geval echter geen gevolgen verbinden, vanwege het navolgende.
Over het indienen van zijn vele klachten heeft klager als uitleg gegeven dat hij vindt dat de inrichting hem oneerlijk heeft behandeld en dat zijn rechten worden geschonden, omdat hij in het Chinees wil schrijven en spreken. Klagers uitleg is erg algemeen en voor de beroepscommissie geen begrijpelijke verklaring voor het grote aantal klachten.
Uit de combinatie van het aantal klachten, de onderwerpen en de zeer gebrekkige of het volledig ontbreken van de onderbouwing ervan, het pertinent weigeren om in gesprek te gaan over zijn klachten en het volharden bij het in het Chinees indienen van zijn klaagschriften, leidt de beroepscommissie af dat klager met deze klachten een ander doel voor ogen heeft gehad dan waarvoor het beklagrecht is bedoeld. Klager heeft naar het oordeel van de beroepscommissie daarmee de bevoegdheid om beklag in te stellen evident zonder redelijk doel of met een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven aangewend. De beroepscommissie concludeert daarom dat klager misbruik heeft gemaakt van het beklagrecht.
De beroepscommissie schaart zich dus achter het oordeel van de beklagrechter inzake misbruik van het beklagrecht. Gelet daarop is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter klager terecht niet-ontvankelijk in zijn beklag heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd, met aanvulling en wijziging van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling en wijziging van de gronden.
Deze uitspraak is op 9 september 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. M. Iedema en mr. J.T.W. van Ravenstein, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris.
secretaris voorzitter