Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2696/GA, 27 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2696/GA

betreft: [klager] datum: 27 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 oktober 2008 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2009, gehouden in de locatie Zoetermeer, is klager gehoord met bijstand van een tolk in de Servo-Kroatische taal.

Klagers raadsman mr. J.W.P. Beijen en de directeur van p.i. Amsterdam hebben schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft a. de weigering om klager een bril te verstrekken en b. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv.

De beklagcommissie heeft klager ten aanzien van het beklag vermeld onder a. niet-ontvankelijk verklaard en het beklag vermeld onder b. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kent weinig Nederlandse woorden en Duits is moeilijk voor hem. Hij is door de beklagcommissie zonder tolk gehoord.
Ten aanzien van onderdeel a.:
Hij wilde geen nieuwe bril, maar een onderzoek door de oogarts. Hij heeft in juni 2008 de medische dienst verzocht om hem door te verwijzen naar de oogarts. De verpleegkundige heeft toen zijn ogen met behulp van een bord getest, maar hij is niet
doorverwezen naar de oogarts.
Ten aanzien van onderdeel b.:
Hij heeft de insuline niet bewust op de grond gegooid. De verpleegkundige gaf hem bij de insuline ook een andere tablet, die hij wilde beetpakken. Hij liet toen de insuline vallen. Klager was daarbij niet agressief. Hij is in detentie nog nooit
agressief geweest.
De unit-directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a. van het beklag overweegt de beroepscommissie dat klager de Nederlandse taal niet beheerst en dat ter zitting van de beroepscommissie, waarop klager met bijstand van een tolk Servo-Kroatisch is gehoord, is gebleken dat
zijn klacht niet de weigering van de directeur betreft om hem een bril te verstrekken, maar de weigering door of namens de inrichtingsarts om hem door te verwijzen naar een oogarts. Een dergelijke beslissing betreft geen beklagwaardige beslissing door
of namens de directeur als vermeld in artikel 60, eerste lid, Pbw en klager kan niet in dit beklag worden ontvangen. Het beklag zal voor bemiddeling worden doorgezonden naar de medisch adviseur van het Ministerie van Justitie.

Met betrekking tot onderdeel b. van het beklag overweegt de beroepscommissie dat uit de behandeling ter zitting aannemelijk is geworden dat klager in een onrustige gemoedstoestand verkeerde en dat hij, terwijl hij andere medicatie kreeg aangereikt, de
tevens aan hem verstrekte insuline uit zijn hand heeft laten vallen. De beroepscommissie geeft aan klager het voordeel van de twijfel en gaat er vanuit dat klager niet opzettelijk de insuline op de grond heeft laten vallen. Derhalve zal de
beroepscommissie dit onderdeel van het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 37,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak de beklagcommissie met betrekking tot onderdeel a., vat het beklag op als gericht tegen de weigering door of namens de inrichtingsarts om klager door te verwijzen naar een oogarts en verklaart klager
niet-ontvankelijk in dit beklag. Het beklag wordt voor bemiddeling doorgezonden naar de medisch adviseur van het Ministerie van Justitie.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft onderdeel b. van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €
37,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. G.J. Fleers en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven