Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2802/GA, 26 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:26-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2802/GA

betreft: [klager] datum: 26 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 oktober 2008 van de beklagcommissie bij de gevangenis/ISD De Grittenborgh te Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 maart 2009, gehouden in de locatie Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. C. Eenhoorn, en [...], unit-directeur van de gevangenis/ISD De Grittenborg.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager geen werkkleding heeft uitgereikt gekregen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager werkt nu nog steeds voor hetzelfde bedrijf. Nu werkt hij in het magazijn. Het beklag betreft de periode dat klager in containers werkte. Dat was vies werk. Klager wist niet dat kleding verstrekt werd door de inrichting. Voordat klager aan het
werk ging, had hij een gesprek met twee piw-ers. Klager vroeg naar werkkleding, waarop werd geantwoord dat ‘er aan gewerkt werd’. Na vier maanden heeft klager er nogmaals naar gevraagd. Hij kreeg niets, waarop hij beklag heeft ingediend. Toen werd naar
een oplossing gezocht. Klager wil ook een getuige oproepen, die bij het gesprek met de piw-ers was. Diens kleding is ook versleten en hij kreeg een tegemoetkoming van € 100,=. Klager heeft weinig geld en wil ook een tegemoetkoming.
Klager heeft aan de piw-ers expliciet gevraagd om werkkleding. Het was kennelijk niet algemeen bekend dat werkkleding in de inrichting te verkrijgen was. Aan klager is verteld dat ‘er aan gewerkt werd’.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het stond nog niet vast dat het bedrijf werkkleding zou verstrekken. Wel is direct na het gesprek met klager, of een dag daarna, werkkleding (beschikbaar vanuit het bad) aan klager aangeboden. Klager heeft daar geen gebruik van gemaakt. Dat zijn eigen
kleding vervolgens slijt, komt voor eigen risico. Klager had niet zijn eigen kleding hoeven dragen.
Schadevergoeding wordt door tussenkomst van de directeur betaald en hem is niets bekend van een vergelijkbaar geval waarin vergoed zou zijn. De directeur kan niet geheel uitsluiten dat aan de medegedetineerde uit bijzondere gelden ten behoeve van de
tenuitvoerlegging van de ISD een geldbedrag is verstrekt, maar van een schadevergoeding is geen sprake geweest.

3. De beoordeling
Klager heeft een verzoek gedaan tot verstrekking van werkkleding in verband met de aard van zijn werkzaamheden in het kader van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. Uitgangspunt in de inrichting is volgens de directeur dat in een geval als het
onderhavige werkkleding wordt verstrekt. Op het moment dat klager het verzoek deed, was nog niet duidelijk of het bedrijf waar klager werkte de kleding zou verstrekken. Om die reden is aan klager meegedeeld dat ‘er aan gewerkt werd’. Aannemelijk is
geworden dat aan klager het aanbod is gedaan om kleding vanuit het bad te verstrekken. Nu klager niet op dit aanbod is ingegaan, is het beklag ongegrond. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover dat is komen vast te staan – naar het oordeel van
de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J. Lamens en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 26 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven