Nummer 24/44401/GM
Betreft klager
Datum 29 augustus 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van het Detentiecentrum (DC) Rotterdam (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij niet een kopie van zijn medisch dossier ontvangt.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager had op 27 september 2024 een gesprek met het hoofd zorg over de operatie aan zijn linkerpols. Aan het einde van dit gesprek vroeg klager om een afschrift van zijn volledige medisch dossier, maar dit is niet aan hem verstrekt. Klager heeft op 19 augustus 2024 en 9 september 2024 gesprekken gehad met plastisch chirurgen over de operatie aan zijn linkerpols. Klager gebruikt alleen Tramadol als medicatie en begrijpt niet waarom het proces zo lang duurt. Hoewel klager verzekerd is, heeft hij het gevoel onvoldoende te worden geholpen.
Op 12 augustus 2024 heeft klager een gesprek gehad met de plastisch chirurg, die heeft aangegeven dat als klager op dat moment zijn linkerpols zou laten opereren hij daarna zijn rechterpols niet zou kunnen gebruiken en dat het herstel lang zou duren.
Standpunt van de inrichtingsarts
De medisch adviseur heeft aangegeven dat klager recht heeft op een afschrift van zijn medisch dossier. Er lijkt iets te zijn misgegaan in de communicatie, aangezien de huisarts de betreffende episode en de medicatielijst op 19 augustus 2024 uitvoerig met klager heeft besproken maar geen kopie van het medisch dossier aan klager is verstrekt. Klager vraagt regelmatig om informatie en gezien de verantwoordelijkheid van de huisarts voor het medisch dossier, heeft de huisarts juridisch advies ingewonnen over de vraag in hoeverre aan klagers verzoeken gehoor moest worden gegeven. De huisarts is verantwoordelijk voor het zorgvuldig omgaan met medische informatie. Het is geen opzet om klager niet een kopie van het medisch dossier te overhandigen. De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) informeert iedere gedetineerde over het recht op inzage in en afschrift van gegevens uit het medisch dossier. Dit neemt niet weg dat met het verstrekken van een afschrift van het medisch dossier zorgvuldig dient te worden omgegaan. Het plaatsvervangend hoofd zorg heeft klager gesproken en klagers verzoek om een afschrift ter toetsing voorgelegd aan de medisch adviseur. Het plaatsvervangend hoofd zorg heeft laten zien welwillend te zijn om met klager mee te denken en de juiste route voor inwilliging van zijn verzoek te volgen.
Het is van belang dat de medische dienst voldoende tijd krijgt om op klagers verzoeken te reageren. Dit is ook met klager besproken. Tijdens de bemiddelingsfase diende klager verschillende klachten in, waardoor het moeilijk werd om alle klachten in een keer af te handelen. Na het advies van de medisch adviseur heeft klager op 18 oktober 2024 een afschrift van zijn medisch dossier ontvangen.
De zorgprofessionals van de PI hebben zorgvuldig gehandeld. Er is geen intentie geweest om het dossier niet te overhandigen. Het is echter verstandig dat klager in gesprek gaat met de medische dienst om problemen bespreekbaar te maken en de hulpverleners de tijd te geven om zorgvuldig op zijn verzoeken te reageren. De inrichtingsarts stelt zich op het standpunt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3. De beoordeling
Artikel 7:456 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de hulpverlener aan de patiënt desgevraagd inzage in en afschrift van de gegevens uit het dossier verstrekt. De hulpverlener kan het verzoek slechts weigeren als de verstrekking de persoonlijke levenssfeer van een ander schaadt en dat belang zwaarder weegt dan dat van de patiënt.
Op grond van dit artikel heeft klager in beginsel recht op een afschrift van zijn volledige medisch dossier en dus niet slechts van een beperkt aantal episoderegels.
Uit het medisch dossier blijkt dat klager op 8 en 12 augustus 2024 heeft verzocht om een afschrift van zijn complete medisch dossier. Aan klager is toen meegedeeld dat hij per episode vragen kon stellen en daarover informatie kon ontvangen. Nadat klager zijn verzoek om een kopie van zijn volledige medisch dossier had herhaald, heeft hij op 18 oktober 2024 – na het indienen van de onderhavige klacht – alsnog een afschrift van zijn medisch dossier ontvangen.
Na het van toepassing worden van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) op 25 mei 2018 geldt op grond van artikel 12, derde lid, van de AVG in verbinding met artikel 7:456 van het BW dat de hulpverlener de patiënt onverwijld en in ieder geval binnen een maand na ontvangst van het verzoek informatie dient te verstrekken over het gevolg dat aan het verzoek om inzage in of afschrift van de gegevens uit het dossier is gegeven. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken, kan de termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De hulpverlener stelt de betrokkene binnen een maand na ontvangst van het verzoek in kennis van een dergelijke verlenging.
Het is op zich niet onzorgvuldig dat de inrichtingsarts klagers verzoek om verstrekking van een afschrift van zijn medisch dossier eerst met hem wilde bespreken, maar toen klager zijn verzoek handhaafde had de inrichtingsarts – nu er geen reden was de verstrekking achterwege te laten – onverwijld een kopie van het volledige dossier aan klager moeten verstrekken. Dat is pas gebeurd op 18 oktober 2024 en dus niet onverwijld of in ieder geval binnen een termijn van een maand na het verzoek, terwijl de inrichtingsarts klager ook niet heeft laten weten dat de termijn (met maximaal twee maanden) werd verlengd.
Dat het plaatsvervangend hoofd zorg klagers verzoek ter toetsing heeft voorgelegd aan de medisch adviseur, kan niet worden gezien als een namens de inrichtingsarts genomen beslissing tot verlenging van de termijn waarbinnen informatie over het gevolg dat aan het verzoek is gegeven dient te worden verstrekt: niet is gebleken dat aan klager een schriftelijke mededeling van een dergelijke beslissing is gedaan.
Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €40,‑.
Door klager wordt in beroep ook nog gewezen op de klacht aan zijn linker pols. Dit betreft een uitbreiding van de klacht die de beroepscommissie buiten beschouwing zal laten.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.
Deze uitspraak is op 29 augustus 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. B.A. Geurts, bijgestaan door mr. J. Sarkisjan, secretaris.
secretaris voorzitter