Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0627/GV, 25 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/627/GV

betreft: [klager] datum: 25 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 februari 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Er is geen sprake van maatschappelijke onrust omdat een buitenlandse straf ten uitvoer wordt gelegd. In de huidige inrichting is geen bezwaar ten aanzien het klagers gedrag. Over de rapporten moet de Raad zich nog uitspreken. Dezelfde ambtenaar heeft
eerder een overplaatsingsverzoek afgewezen. Die ambtenaar is niet onpartijdig. Klagers pleegmoeder is zonder naastenliefde alleen gestorven. Klagers vriendin moet alles ten aanzien van de crematie alleen regelen. Het harddrugsgebruik dateert van 1990,
alsook de positieve urinecontrole. Na die periode ging alles goed. Klager wil samen met zijn dierbare de as van zijn pleegmoeder verstrooien.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager beschikt niet over een verblijfadres. Hij mag eventueel bij zijn ex-vrouw en kinderen verblijven. Ten aanzien van dat adres meldt de politie dat er onregelmatigheden zijn geweest. Klager gebruikt al twintig jaar softdrugs en lange tijd ook
harddrugs. Urinecontroles van 8 februari 2009 en 25 februari 2009 zijn positief bevonden. In de inrichting is klagers gedrag opruiend en provocerend jegens personeel. Hij volgt opdrachten niet uit, stookt alcohol en bedreigt. Het vorenstaande maakt hem
niet de aangewezen persoon om zijn pleegmoeder in haar laatste dagen bij te staan. De pleegmoeder verblijft in een verzorgingstehuis. De medisch adviseur adviseert negatief ten aanzien van het verlenen van strafonderbreking. Op 23 februari 2009 heeft
klager begeleid een bezoek gebracht aan zijn pleegmoeder en dat is goed gegaan. Op 3 maart 2009 is zij overleden. Aan klager is gevraagd om een rouwkaart en overlijdensakte aan te leveren. Dit heeft klager niet gedaan. Op 4 maart 2009 heeft klager aan
het b.s.d. aangegeven dat hij afziet van een begeleid afscheidsbezoek. Op 5 maart 2009 heeft hij dat desgevraagd nogmaals aangegeven.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Lelystad heeft negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van negen jaar met aftrek, wegens – kort gezegd – diefstal. Aansluitend dient hij nog twee gevangenisstraffen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 augustus 2011.

Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/DJI/98, hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet
kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In artikel 36 van de Regeling is – kort gezegd – bepaald dat strafonderbreking verleend kan worden voor de verzorging van onder andere een ernstig zieke ouder of in de gevallen van levensgevaar of
ernstige psychische nood. In de toelichting op de Regeling komt naar voren dat strafonderbreking ziet op een tijdelijke en noodzakelijke afwezigheid buiten de inrichting. Het gaat steeds om individueel bepaalde, uitzonderlijke en vaak onverwachte
gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer die een zwaarwegende reden vormen voor het verlenen van verlof en die relatief gezien steeds beperkt in aantal zijn.
Klager heeft aangevoerd dat het dringende persoonlijke belang gelegen is in het feit er geen naaste persoon is die zijn pleegmoeder in de laatste weken van haar leven kan bijstaan en de regelingen ten aanzien van de uitvaart. De beroepscommissie stelt
uit de stukken vast dat klager op 23 februari 2009 een bezoek heeft gebracht aan zijn pleegmoeder. Op 3 maart 2009 is zijn pleegmoeder overleden. De beroepscommissie merkt op dat klager in de gelegenheid is gesteld zijn pleegmoeder te bezoeken. Klager
heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is voor de regelingen omtrent de uitvaart om strafonderbreking toe te kennen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 25 maart 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven