Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0614/GV, 20 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:20-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/614/GV

betreft: [klager] datum: 20 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. van Stratum, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 maart 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen en hem een incidenteel verlof voor de duur van 12 uur verleend.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers vader is recentelijk opgenomen op de afdeling IC van het ziekenhuis vanwege een CVA. Zijn herstel zal naar verwachting lang duren. Het 13-jarig zoontje van klagers vader is alleen thuis, omdat diens moeder in Rusland verblijft terwijl opvang
door andere familieleden niet mogelijk is. Dat klager een kort incidenteel verlof is verleend laat de noodzaak van onderhavig verzoek onverlet. Hierbij overgelegd is een verklaring van de (waarnemende) huisarts van de vader van klager dat vanwege
opname
van zijn vader diens zoon [...] schijnbaar alleen thuis is en de behoefte ontstaat dat klager de zorg voor zijn 13-jarig broertje mogelijk overneemt.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De noodzaak van klagers aanwezigheid bij zijn vader en zijn broertje is niet aangetoond. Wel wordt akkoord gegaan met een incidenteel verlof teneinde bij zijn vader op bezoek
te gaan en de zorg voor het broertje te regelen. In de reactie op het beroep is daaraan nog toegevoegd dat de vader van klager in het ziekenhuis de juiste zorg krijgt, zodat klagers aanwezigheid bij hem niet noodzakelijk is. Voorts is niet aangetoond
dat klager de enige is die voor de opvang van zijn broertje zou kunnen zorgen. Het hem verleende incidenteel verlof heeft klager kunnen benutten om zijn vader te bezoeken en de opvang te regelen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven akkoord te zijn met een verlofverlening, mits klager op geen enkele wijze contact legt met de nabestaanden en zich niet zal begeven in de buurt waar zij woonachtig zijn.
De politie Haaglanden heeft geen bezwaren tegen enige verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 12 jaar met aftrek, wegens moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 november 2009. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van vier dagen en drie dagen gijzeling
op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van
verlof. In de artikelen 36 tot en met 38 van de Regeling staan de situaties beschreven waarbij strafonderbreking verleend kan worden. Hoewel onder de daarin omschreven relaties de broer niet uitdrukkelijk wordt genoemd, moet uit de toelichting op deze
artikelen worden geconcludeerd dat strafonderbreking mogelijk is voor dezelfde kring van relaties voor wie onder dringende omstandigheden ook incidenteel verlof kan worden verleend. Het door klager beoogde doel, de zorg voor zijn 13-jarige broertje
tijdelijk op zich te nemen gedurende de herstelperiode van hun vader, is echter onvoldoende aangetoond. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 20 maart 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven