Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0438/GV, 18 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/438/GV

betreft: [klager] datum: 18 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 februari 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen omdat hij een woordenwisseling heeft gehad met zijn broer en zoon, die beiden wonen in de gemeente waar klager zijn verlof zal doorbrengen. Klager zal zijn
verlof doorbrengen bij zijn dochter en schoonzoon. De hiervoor genoemde woordenwisseling is ontstaan omdat klager zich zorgen maakte over zijn kinderen. Inmiddels is de onenigheid uitgesproken en bijgelegd. Klager is eerder met verlof geweest en toen
hebben zich geen incidenten voorgedaan. Klager is van mening dat hij door de afwijzing van het verlof dubbel gestraft wordt. Hij is immers al teruggeplaatst vanuit een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) naar een gevangenis.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft een tweede verzoek om algemeen verlof ingediend. Het eerste verzoek is afgewezen omdat klager tijdens een regimair verlof vanuit de b.b.i. Maashegge ruzie heeft gehad met zijn broer en zoon, waarvan toen melding is gemaakt bij de politie.
Vanuit de b.b.i. Maashegge is klager geplaatst in de FPAV te Heerlen, van waaruit hij – omdat hij aangaf zich niet te kunnen vinden in de daar geldende regelgeving – direct is teruggeplaatst naar de gevangenis De Geerhorst te Sittard. Klager heeft
aangegeven zijn verlof door te willen brengen in Blerick bij zijn dochter, waar hij ook welkom is. De politie heeft aangegeven dat uit niets gebleken is dat het een onbetrouwbaar verlofadres betreft. Daarnaast heeft de politie aangegeven dat klager
tijdens een eerder verlof ruzie heeft gehad met zijn broer en zoon die beiden ook in Blerick wonen. Daarnaast zou een verlof, gelet op de ernst van de door klager gepleegde eerdere strafbare feiten, in zijn directe omgeving volgens inschatting van de
politie zeker maatschappelijke onrust teweeg brengen. Derhalve adviseert de politie negatief. De Staatssecretaris heeft de verlofaanvraag afgewezen omdat er onvoldoende vertrouwen bestaat in een goed verloop van een verlof als dit in Blerick wordt
doorgebracht, waar de eerder genoemde problemen zich hebben voorgedaan. Omdat in de rapportage van de inrichting niet wordt gerept over de actualiteit van de problematische situatie, kan de Staatssecretaris niet inschatten of deze situatie inmiddels in
positieve zin is opgelost.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis De Geerhorst heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie Noord Limburg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een taakstraf vervangende hechtenis van zeventig dagen. Aansluitend dient hij een taakstraf vervangende hechtenisstraf te ondergaan van 58 dagen. De wettelijk vroegst mogelijke datum van invrijheidstelling valt op of omstreeks 4 juni
2009. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van in het totaal zes dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

De Staatssecretaris heeft de verlofaanvraag afgewezen omdat er onvoldoende vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. Dat gebrek aan vertrouwen is – zo begrijpt de beroepscommissie – met name gegrond op het advies van de politie Noord Limburg,
waarin wordt gerefereerd aan eerder gepleegde strafbare feiten en een voorval tijdens een eerder verlof, terwijl er geen actuele informatie over de huidige situatie voorhanden is. De directeur van de gevangenis De Geerhorst heeft positief geadviseerd
en
de politie acht het verlofadres geschikt. Het door de Staatssecretaris aangevoerde gebrek aan vertrouwen staat in contrast tot het gegeven dat klager reeds meerdere malen verlof heeft genoten en die verloven – op één uitzondering na – kennelijk steeds
goed zijn verlopen.
Gelet hierop is de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onvoldoende zorgvuldig is genomen en moet deze als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden
verklaard en aan de Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Nu de gevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven