Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/42296/GA, 6 augustus 2025, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 24/42296/GA

 

Betreft [klager]

Datum 6 augustus 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

De directeur heeft op 23 juni 2024 het verzoek van [klager] (hierna: klager) om een reeks van drie kortdurende re-integratieverloven en een langdurend re-integratieverlof afgewezen en in plaats daarvan aan klager een kortdurend re-integratieverlof en een langdurend re-integratieverlof verleend.

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij het JC Zaanstad heeft op 25 juli 2024 het beklag gegrond verklaard en de directeur opgedragen de procedure conform artikel 18, derde lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) (oud) te starten met inachtneming van de uitspraak (ZS-ZZ-2024-385). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. K. Canatan in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Uit de stukken blijkt het volgende. Klager had verzocht om drie keer per maand kortdurend re-integratieverlof en een keer per maand langdurend re-integratieverlof. De selectiefunctionaris heeft op 13 juni 2024 negatief geadviseerd over de frequentie en de directeur is meegegaan in het advies van de selectiefunctionaris en heeft bij beslissing van 23 juni 2024 aan klager een keer kortdurend re-integratieverlof en een keer langdurend re-integratieverlof verleend. Hoewel de directeur ook positief stond tegenover de door klager verzochte frequentie van het verlof, heeft hij ervoor gekozen om niet te ‘escaleren’ zoals bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Regeling (oud). Reden daarvoor was dat de gehele beslissing dan ingetrokken zou moeten worden, waardoor klager geen verlof zou kunnen genieten totdat er een beslissing zou zijn genomen. Dat was onwenselijk, gelet op het gegeven dat klager op korte termijn (namelijk op 4 juli 2024) in een Beperkt Beveiligde Afdeling zou worden geplaatst en hij daar geen verlof zou kunnen genieten totdat er een beslissing zou zijn genomen. 

De beklagcommissie geeft aan dat de directeur wettelijk gezien uitvoering moest geven aan artikel 18, derde lid, van de Regeling en dat die bepaling niet maakt dat de gehele beslissing geëscaleerd moet worden. De beroepscommissie kan de beklagcommissie hierin niet volgen. Zij overweegt daartoe als volgt.

In de artikelen 18 en 20a van de Regeling (oud) wordt uiteengezet wie namens de minister bevoegd is het besluit te nemen: de selectiefunctionaris of de directeur. In het geval de selectiefunctionaris wil afwijken van een advies van een directeur en omgekeerd, is voorzien in een beslismodel (Stcrt. 2021, 28357). Op grond van artikel 18, derde lid, van de Regeling (oud) staat dat indien de directeur wil afwijken van het advies van de selectiefunctionaris, de directeur van de Divisie Individuele Zaken en de directeur van de divisie Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid tezamen beslissen. Uit deze bepaling volgt dat de directeur in dat geval dus in zijn geheel geen beslissing neemt, omdat er een ander beslismodel van toepassing is. De directeur heeft er in dit geval echter voor gekozen om niet af te wijken van het advies van de selectiefunctionaris (hij wilde dat niet – gelet op klagers belangen) en heeft conform dat advies een beslissing genomen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.  De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 6 augustus 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. G.C. Bos, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. dr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.


secretaris                                                   voorzitter

 

Naar boven