Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2813/GA, 17 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2813/GA

betreft: [klager] datum: 17 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 oktober 2008 van de beklagcommissie bij de gevangenis BGG te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 februari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het onheus bejegenen van het personeel en
de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, welke eerdere disciplinaire straf was opgelegd wegens het niet opvolgen van een opdracht van het
personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft indertijd niets naar het op de luchtplaats verblijvende personeel geroepen. Klager begrijpt wel dat het verslagleggende personeel niet opzettelijk de onwaarheid verklaart. Zij moesten in de snelheid een beslissing nemen. Kennelijk hebben
zij er toen voor gekozen om klager verantwoordelijk te houden voor het roepen naar de luchtplaats. Klager lag, toen er geroepen werd, in de cel op zijn bed. Een op de zelfde cellengang verblijvende gedetineerde moet geroepen hebben. Klager weet niet
welke afdeling toen op dat moment aan het luchten was. Hij weet alleen dat hij toen die gedetineerde heeft horen roepen. Klager erkent overigens het personeel, toen zij hem beschuldigden van dat roepen, idioten te hebben genoemd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Voor de directeur die deze disciplinaire straf heeft opgelegd stond voldoende vast dat klager betrokken is geweest bij het incident. Deze directeur kan daar niets anders over zeggen. De ter zake opgemaakte verslagen zijn volgens de directeur voldoende
helder en duidelijk. Overigens is de directeur van mening dat het opgemaakte verslag onvoldoende aanknopingspunten geeft voor opruiend gedrag. De directeur erkent dat de betreffende mededelingen te laat uitgereikt zijn.

3. De beoordeling
Aan klager is op 23 september 2008 een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel opgelegd, waarvan twee dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden. De schriftelijke mededeling daarvan is
aan klager uitgereikt op 26 september 2008.
Vervolgens is op 25 september 2008 aan klager andermaal een disciplinaire straf opgelegd, inhoudende twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het onheus bejegenen van personeel. Bij die gelegenheid is tevens de
tenuitvoerlegging van de eerder (op 23 september 2008) voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf bevolen.
Blijkens de mededeling van deze disciplinaire straf (en tenuitvoerlegging) is deze mededeling uitgereikt op 29 september 2008 om 16.30 uur.

Op grond van het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Pbw, geeft de directeur de gedetineerde van elke beslissing als bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Pbw, onverwijld een schriftelijke mededeling. Geen der hiervoor vermelde mededelingen
moet worden geacht onverwijld te zijn gedaan. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient het beklag, nu de bestreden beslissingen van de directeur moeten worden geacht te zijn genomen in strijd met de wet,
alsnog
gegrond te worden verklaard.
De beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een (financiële) tegemoetkoming. Zij zal de hoogte daarvan vaststellen op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven