Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 25/48838/GV, 31 juli 2025, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 25/48838/GV

 

Betreft [klager]

Datum 31 juli 2025 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De (toenmalig) Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op 15 april 2025 klagers verzoek om incidenteel verlof toegewezen, onder de voorwaarde van begeleiding door Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O).

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, meer in het bijzonder tegen de voorwaarde waaronder dat verlof is verleend.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Klager is sinds 8 mei 2019 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twintig jaar met aftrek, wegens doodslag, poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Daarnaast zijn een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 22 januari 2037.

In artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Op grond van artikel 26 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een kraambezoek aan de levenspartner van de gedetineerde en het pasgeboren kind.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, omdat hij een kraambezoek wenst af te leggen aan zijn partner. Verweerder heeft dat verzoek toegewezen, onder de voorwaarde van begeleiding door de DV&O.

De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat klager is veroordeeld wegens (onder meer) een levensdelict en dat hij nog een zeer fors strafrestant heeft. De feiten hebben veel media-aandacht gehad. Het Openbaar Ministerie en de vrijhedencommissie hebben positief geadviseerd over het verlenen van incidenteel verlof, mits dit plaatsvindt onder begeleiding van de DV&O. De politie heeft echter negatief geadviseerd, onder meer vanwege de omstandigheid dat de strafbare feiten veel impact hebben gehad op de bewoners en dat klager herkend zou kunnen worden. Dat zou tot spanningen kunnen leiden. Het slachtoffer is nog steeds een begrip in Rotterdam. De politie heeft ook aangegeven dat de omgeving rondom het verlofadres uit diverse smalle straten en paden bestaat, waardoor er een risico kan ontstaan op onttrekking.

De beroepscommissie is met verweerder van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening zonder daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden. Gelet hierop kan de beslissing om aan het incidenteel verlof de voorwaarde van begeleiding door de DV&O te verbinden, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Klagers beroep kan op dit punt dan ook niet slagen.

De beroepscommissie maakt uit de bestreden beslissing evenwel op dat verweerder heeft aangegeven dat de DV&O naar aanleiding van de aanvraag een eigen inschatting maakt van de risico’s en dat de DV&O op grond daarvan aan verweerder terugkoppelt of het incidenteel verlof verantwoord kan worden begeleid. Daarbij wordt in het midden gelaten wat de consequenties zijn van een negatieve terugkoppeling, waardoor klager niet goed weet waar de bestreden beslissing op neerkomt. Bovendien heeft de DV&O in dit geval te kennen gegeven het verlof niet verantwoord te kunnen begeleiden.

Zoals de beroepscommissie al in RSJ 21 mei 2024, 24/38419/GV, heeft overwogen, ligt het in zaken als de onderhavige in de rede dat verweerder op voorhand nagaat of de DV&O de noodzakelijk geachte begeleiding kan bieden en mede aan de hand daarvan beslist op het verzoek van klager.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal daarmee volstaan en verweerder niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen, omdat het in de rede ligt dat klagers verzoek, gelet op de onderbouwing waarom de DV&O heeft besloten om de noodzakelijk geachte begeleiding niet te kunnen en gaan bieden, zal worden afgewezen. Dat komt de beroepscommissie ook niet onredelijk voor. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 31 juli 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.


secretaris                                                   voorzitter

 

Naar boven