Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 25/46180/GA, 11 augustus 2025, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           25/46180/GA

Betreft              [klager]

Datum              11 augustus 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de maatregelen die hem op 10 oktober 2024 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 27 januari 2025 het beklag ongegrond verklaard (VU 2024-1705). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman, de plaatsvervangend vestigingsdirecteur en een medewerker juridische zaken van de PI Vught gehoord op de digitale zitting van 11 juli 2025. Klager had eveneens digitaal aan de zitting kunnen deelnemen, maar heeft aangegeven dat hij van die mogelijkheid geen gebruik wilde maken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het operationeel overleg (OO) heeft op 9 oktober 2024 besloten klagers GVM-status ‘hoog’ te continueren met de indicatie ‘(risico op) liquidatie of bedreiging in detentie van of door de gedetineerde’. Het OO heeft dat gedaan op basis van anonieme informatie uit 2018 en 2021 waarvan de betrouwbaarheid nooit is vastgesteld en een fysieke confrontatie in de PI Alphen aan den Rijn in juli 2022. Gelet op het tijdsverloop waarbinnen zich geen incidenten hebben voorgedaan en het uitblijven van recente informatie van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) kan voornoemde informatie niet meer worden aangemerkt als voldoende actueel, betrouwbaar en concreet. De noodzaak tot het voortzetten van toezichtmaatregelen is dan ook niet gebleken. Klager verwijst daarbij naar RSJ 7 oktober 2024, 24/40595/GA, waarin de beroepscommissie het beklag tegen de beslissing van de directeur van 31 oktober 2023 gegrond heeft verklaard. Al sinds 22 september 2022 wordt telkens dezelfde motivering ten grondslag gelegd aan het opleggen van toezichtmaatregelen vanwege een vermeend liquidatiegevaar.

Subsidiair is namens klager aangevoerd dat de belangenafweging van de directeur niet als redelijk en billijk kan worden aangemerkt, aangezien klager al zeer lange tijd wordt geconfronteerd met GVM-maatregelen zodat – alleen al vanwege het tijdsverloop en de nadruk die moet liggen op zijn belangen om niet langer met (dezelfde) maatregelen te worden geconfronteerd – een versoepeling van de maatregelen was aangewezen. Van een voldoende onderbouwing in termen van voldoende (nieuwe) argumenten en relevante (actuele) feiten en omstandigheden als bedoeld in RSJ 15 september 2022, 21/21671/GA is geen sprake, zodat de beslissing om de maatregelen ongewijzigd voor de duur van zes maanden voort te zetten als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Daarbij is in het bijzonder niet begrijpelijk waarom de directeur het – gelet op het gestelde liquidatiegevaar van klager – noodzakelijk acht om de volgende toezichtmaatregelen op te leggen:

  • individueel bezoek met toezicht;
  • vooraf advies aanvragen over bezoekers aan het GRIP;
  • opnemen, afluisteren en vertalen van gesprekken en, indien nodig, zenden aan het  GRIP;
  • beperking van de belduur (maximaal vijftien minuten per dag);
  • opnemen, afluisteren en, indien nodig, vertalen van telefoongesprekken;
  • opgenomen telefoongesprekken, indien nodig, toezenden aan het GRIP;
  • inhoudelijke controle, kopiëren en, indien nodig, toezenden brieven/poststukken aan het  GRIP;
  • dagelijks een grondige celinspectie;
  • één keer per maand een uitgebreide celinspectie;
  • visitatie na bezoek, ook in gevallen waarbij klager wordt bezocht door een advocaat, en op indicatie.

Zonder nadere toelichting is voor klager niet begrijpelijk waarom het opleggen van deze maatregelen noodzakelijk is om het gestelde liquidatiegevaar te beteugelen. Deze maatregelen zouden passend kunnen zijn als er bijvoorbeeld een liquidatiegevaar vanuit klager wordt aangenomen en/of sprake is van vluchtgevaar en/of voortgezet crimineel handelen vanuit detentie, maar dat speelt bij klager niet. Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

Tijdens het OO is door het GRIP aangegeven dat het (risico op) liquidatie van klager, zoals benoemd in het GRIP-rapport van 4 augustus 2022, nog altijd actueel is. Op basis van deze informatie is er een noodzaak tot het opleggen van toezichtmaatregelen. Anders dan namens klager is aangegeven, klopt het niet dat de beroepscommissie in haar uitspraak van 7 oktober 2024 heeft geoordeeld dat de informatie met betrekking tot de liquidatiedreiging onvoldoende actueel is. De beroepscommissie heeft zich daar niet over uitgelaten.

Er is een individuele belangenafweging met betrekking tot de noodzaak van het opleggen van toezichtmaatregelen gemaakt, waarin het advies van het OO zwaarwegend is. Klager is ook gehoord. Het uitgangspunt bij het opleggen van toezichtmaatregelen is dat het gaat om een sluitend en samenhangend pakket van maatregelen. Zo is er specifiek voor gekozen om enkel klagers bezoekers te laten screenen, omdat er tijdens bezoek een daadwerkelijke mogelijkheid is om klager te liquideren. Dit geldt ten aanzien van klagers telefonische contacten niet. 

 

3. De beoordeling

De directeur kan toezichtmaatregelen opleggen aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst, als dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Voordat de directeur hiertoe beslist, dient hij of zij een eigen belangenafweging te maken over de noodzaak van die toezichtmaatregelen. De beslissing moet worden genomen op basis van (ten minste) de informatie van het GRIP (indien van toepassing), de visie van de directeur en de informatie die de gedetineerde verschaft tijdens het horen door de directeur.

Naarmate de toezichtmaatregelen langer duren, gaan klagers belangen zwaarder wegen bij de benodigde belangenafweging. De noodzaak tot voortzetting van de maatregelen dient met voldoende argumenten en relevante feiten en omstandigheden te worden onderbouwd en aannemelijk te zijn geworden.

Klager is op de GVM-lijst geplaatst met de categorie ‘hoog’ vanwege het risico op liquidatie of bedreiging in detentie van of door de gedetineerde. De directeur heeft op 10 oktober 2024 toezichtmaatregelen aan klager opgelegd voor de duur van zes maanden in verband met voornoemde indicatie. Uit de bestreden beslissing volgt – onder verwijzing naar het (meest recente) GRIP-rapport van 4 augustus 2022 – dat er in 2018 een anonieme melding is gedaan over klager, inhoudende dat hij op een dodenlijst is gezet. Op 24 september 2021 heeft het personeel van de PI Middelburg – waar klager toen verbleef – per interne post een handgeschreven briefje ontvangen met de boodschap dat er is betaald om klager te vergiftigen. Tot slot vond er op 13 juli 2022 een incident plaats in de PI Alphen te Alphen aan den Rijn – waar klager toen verbleef – waarbij hij is aangevallen door (een) medegedetineerde(n). Bij die aanval heeft klager verwondingen opgelopen. De aanleiding voor dit incident is onbekend gebleven.

De beroepscommissie ziet zich voor de vraag gesteld of de informatie waar de directeur haar beslissing op heeft gebaseerd nog altijd als voldoende actueel, betrouwbaar en concreet kan worden aangemerkt. De beroepscommissie beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt hierover het volgende. Het laatste incident – fysiek geweld tegen klager – vond plaats op 13 juli 2022. In de periode tussen dit incident en de datum waarop de bestreden beslissing is genomen – ruim twee jaar – hebben zich geen nieuwe incidenten voorgedaan. Het laatste GRIP-rapport dateert van 4 augustus 2022. Gelet op het voorgaande kan de informatie waarop de liquidatiedreiging is gebaseerd niet langer worden aangemerkt als actueel. De noodzaak voor het opleggen van toezichtmaatregelen is naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook onvoldoende aannemelijk geworden.

Gelet op het voorgaande is de beslissing van de directeur onvoldoende gemotiveerd en – bij deze van stand van zaken – onredelijk en onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €50,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

 

Deze uitspraak is op 11 augustus 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. dr. P. Jacobs en drs. P.Th.H. Richelle, leden, bijgestaan door mr. I.J.M.W. van der Sanden, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven