Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 25/49583/SGA, 11 juli 2025, schorsing
Uitspraakdatum:11-07-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 25/49583/SGA

 

Betreft [verzoeker]

Datum 11 juli 2025

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein (hierna: de directeur) heeft beslist om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoekers raadsvrouw, mr. L. van der Schee, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (NM2025-695).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de bestreden beslissing blijkt dat verzoekers gedrag als ‘ontoelaatbaar’ is aangemerkt. Hierbij is benoemd dat door personeel is gezien dat verzoeker een voorwerp heeft gevangen, wat door een medegedetineerde van een verdieping hoger werd gegooid. Verzoeker stopte dit voorwerp in zijn broekzak en liep naar de deur om zich vervolgens naar een andere afdeling te verplaatsen. Op deze afdeling gooide verzoeker het voorwerp vervolgens naar een medegedetineerde. Ondanks diverse controles is er geen voorwerp aangetroffen. Namens verzoeker wordt in het klaagschrift aangevoerd dat de bestreden beslissing onredelijk en onbillijk is, nu het ging om een pakje sigaretten. De directeur stelt dat, ondanks meerdere controles en inspecties, er geen voorwerp is aangetroffen. De directeur heeft verzoekers gedrag als ‘ontoelaatbaar’ aangemerkt, nu hij in de inrichting verboden goederen binnen heeft gebracht, daarin handelde of deze in bezit had. Gelet op artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) volgt altijd een besluit tot degradatie, indien de gedetineerde ontoelaatbaar gedrag laat zien.

De voorzitter overweegt als volgt. Gelet op wat er uit de stukken naar voren komt, kan de voorzitter niet vaststellen of in dit geval sprake is geweest van een in de inrichting verboden goed. Naar het oordeel van de voorzitter heeft de directeur verzoekers gedrag niet in redelijkheid kunnen aanmerken als gedrag dat in bijlage 1 bij de Regeling is aangemerkt als ‘ontoelaatbaar’ gedrag, nu in dat geval is vereist dat het gaat om een ‘in de inrichting verboden goed’. Gelet daarop is de beslissing om verzoeker op die grond te degraderen naar het basisprogramma, zodanig onredelijk of onbillijk dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 11 juli 2025 gedaan door mr.  R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

secretaris                                                   voorzitter

 

Naar boven