Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0610/GV, 16 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/610/GV

betreft: [klager] datum: 16 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 februari 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klagers vrouw is zwanger en er is thuis niemand die haar kan bijstaan. Met haar ouders heeft zij nogal wat problemen. Zij wil alleen klager bij de bevalling. Klager beseft dat het dreigement niet goed is te
praten, maar hij belooft dat dat nooit meer zal gebeuren. Klager licht verder toe hoe de ontvluchting heeft plaatsgevonden. Hij moest ’s ochtends al om 5 uur op om naar zijn werk in Eindhoven te reizen. Na zijn werk rond 15.00 uur is hij even de stad
ingegaan en is op een bankje in slaap gevallen. Hij heeft er van alles aan gedaan om nog op tijd terug te zijn in de inrichting. Toen duidelijk werd dat dat niet ging lukken, heeft hij de inrichting laten bellen om te vragen wat de consequenties zijn
als hij te laat zou terugkomen. Een bewaarder had klager eerder geïnformeerd dat als hij nog een keer te laat zou komen, hij zou worden overgeplaatst naar een huis van bewaring. Klager heeft de volgende dag zelf de inrichting gebeld, maar moest
voortijdig ophangen wegens te weinig beltegoed. Op 16 november 2008 heeft klager zich gemeld op het politiebureau.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is op 9 september 2008 niet teruggekeerd van verlof. Uit het advies van de directeur van de gevangenis van de PI Tilburg komt naar voren dat klager heeft geprobeerd met
bedreigingen de strafonderbreking af te dwingen. Klager heeft aangetoond niet met vrijheden te kunnen omgaan. Uit het door klager gegeven relaas van de ontvluchting komt naar voren dat klager willens en wetens er voor heeft gekozen niet terug te keren
naar de inrichting. Kennelijk is klager niet in staat de consequenties van zijn handelen te overzien.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis van de PI Tilburg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Blijkens dit advies heeft ook de politie negatief geadviseerd vanwege het ernstige vermoeden dat klager zal proberen zich aan de detentie te
onttrekken en de gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een subsidiaire hechtenis van in totaal 178 dagen op grond van de wet Terwee en aansluitend 17 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan. Klagers einddatum van zijn
detentie is op of omstreeks 11 augustus 2009.

Op grond van artikel 34 van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat
niet
kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde. Nu zich deze situatie voordoet, is de vraag
of
klager hiervoor in aanmerking komt.
Vast is komen te staan dat klager op 9 september 2008 niet is teruggekeerd naar de inrichting en tot 16 november 2008 ontvlucht is geweest. Uit het inrichtingsadvies komt verder naar voren dat klager verlofverlening wil afdwingen door zijn deelname aan
TR hiervan afhankelijk te stellen. Klager heeft aangegeven te twijfelen of hij zou terugkeren van verlof, als dit langer dan een paar dagen zal duren.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij
afweging
van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 16 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven