Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 25/46339/GV, 30 juli 2025, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           25/46339/GV

Betreft              [klager]

Datum              30 juli 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De (toenmalig) Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op 29 januari 2025 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. E.M. Geboers en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Klager is sinds 15 november 2022 gedetineerd. Hij is voorlopig gehecht vanwege een niet-onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Op basis van de niet-onherroepelijke veroordeling zou klager op 14 maart 2026 (voorwaardelijk) in vrijheid worden gesteld.

De wet- en regelgeving

In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

  • de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;
  • de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;
  • de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);
  • de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt;
  • de in het D&R-plan opgenomen aspecten, te weten het re-integratiedoel waarvoor het verlof wordt gevraagd, de wijze waarop het verlof bijdraagt aan de realisatie van dat doel, de duur van het verlof en het aantal keren verlof dat verband houdt met het re-integratiedoel.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof anders dan voor het onderhouden van een sociaal netwerk niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit verlof begint en eindigt op dezelfde dag.

In artikel 19a, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof voor het onderhouden van een sociaal netwerk een keer per kwartaal van een lopend kalenderjaar wordt verleend en dat dit verlof begint en eindigt op dezelfde dag. In het derde en vierde lid is bepaald vanaf wel moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het gedeelte dat hij heeft ondergaan en het gedeelte dat hij nog moet ondergaan).

In de artikelen 4 en 16 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd en welke gedetineerden niet in aanmerking komen voor re-integratieverlof.

De bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen, omdat de (gedeeltelijke) invulling van klagers verzoek zou vallen onder het verlof voor het onderhouden van een sociaal netwerk en klager daar nog niet voor in aanmerking komt en omdat niet zou zijn gebleken waarom op dit moment een noodzaak bestaat tot het omzetten van klagers huurcontract.

De overwegingen van de beroepscommissie

In klagers verzoek om verlof staat dat hij in het kader van ‘huisvesting’ het huurcontract wil laten aanpassen, zodat zijn vrouw ook in het contract wordt opgenomen en dat hij in het kader van ‘herstel/zorg’ met zijn dochter mee wil naar open dagen van scholen. Dat verlof zou bijdragen aan het herstel van de band tussen klager en zijn dochter en dit zou ook onder de zorg(plicht) vallen die klager ten opzichte van zijn dochter heeft.

Hoewel er vanuit het multidisciplinair overleg positief is geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek, gelet op het positieve verloop van klagers eerdere verlofreeksen, zijn motivatie en het gegeven dat hij zich goed heeft voorbereid op de invulling van zijn verlof, heeft de vrijhedencommissie negatief geadviseerd. De noodzaak voor het in persoon omzetten van het huurcontract is niet gebleken en klager kwam nog niet in aanmerking voor kortdurend re-integratieverlof voor het onderhouden van een sociaal netwerk. De beroepscommissie begrijpt – ondanks klagers uitgebreide verweer in beroep daarop – waarom verweerder dat laatste advies heeft overgenomen. Zij overweegt daartoe als volgt.

Ten aanzien van het huurcontract geldt dat uit de stukken volgt dat klager over huisvesting beschikt, maar dat het toevoegen van zijn vrouw aan het huurcontract zal bijdragen aan de stabiliteit en zekerheid van hun gezamenlijke woonsituatie. Kortdurend re-integratieverlof is echter bestemd voor activiteiten die niet binnen de muren van de inrichting kunnen worden verricht. Het is de beroepscommissie niet duidelijk geworden waarom klager zijn vrouw niet vanuit de inrichting kan toevoegen aan het huurcontract en daarmee is de noodzaak van klagers persoonlijke aanwezigheid buiten de inrichting voor dit doel niet vast komen te staan.

Voor wat betreft het bijwonen van een open dag geldt dat dit verlof volgens klager specifiek is gericht op zijn zorgplicht als vader en het vervullen van zijn rol bij belangrijke mijlpalen in het leven van zijn kind. De beroepscommissie is met verweerder van oordeel dat dit verzoek om verlof moet worden opgevat als een verzoek zoals bedoeld in artikel 19a van de Regeling, omdat het gezin bij uitstek onder het sociale netwerk moet worden geschaard. Klager kwam blijkens de stukken ten tijde van de bestreden beslissing echter nog niet in aanmerking voor kortdurend re-integratieverlof voor het onderhouden van een sociaal netwerk.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 30 juli 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven