Nummer 24/40645/GA
Betreft [klager]
Datum 28 juli 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om €1000,- van zijn rekening-courant over te boeken naar zijn zus.
De beklagcommissie bij de locatie Klein Bankenbosch te Veenhuizen heeft op 3 mei 2024 het beklag ongegrond verklaard (KL 2024/46). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. J.M.J.H. Coumans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Klein Bankenbosch (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De toekomst van klager is als gevolg van een ongewenstverklaring niet in Nederland, maar in zijn land van herkomst, te weten Roemenië. Er is dan ook geen sprake van resocialisatie in de Nederlandse maatschappij. Klager mag hier dan eenvoudigweg niet blijven en zou zich bij verblijf schuldig maken aan een in Nederland strafbaar feit. Gezien deze situatie heeft klager zijn blik (noodgedwongen) verplaatst van Nederland naar Roemenië. In Roemenië verblijft zijn familie, waaronder een kind.
Het geld dat hij wilde overmaken is bedoeld voor de verbetering van de gezondheid van zijn familie inclusief zijn kind. Het gaat om medische kosten. Het is voor klagers re-integratie van belang dat de gezondheid van zijn familie, inclusief kind, wordt gewaarborgd, zodat hij bij terugkeer in Roemenië niet onmiddellijk wordt geconfronteerd met problemen die de re-integratie in Roemenië in de weg staan. Daarbij moet niet worden vergeten dat klager lange tijd niet meer in Roemenië is geweest en best wel moeite zal ondervinden om zijn positie weer in te nemen. Rust – ook medische rust – bij het thuisfront zal positief effect hebben op zijn re-integratie.
Standpunt van de directeur
De directeur blijft bij zijn standpunt zoals verwoord in het eerder ingediende verweerschrift.
3. De beoordeling
Het verzoek van klager om €1000,- van zijn rekening-courant over te boeken naar zijn zus is door het afdelingshoofd afgewezen. Volgens klager is het bedrag bedoeld voor de medische kosten die zijn familie en kind in Roemenië moeten maken ter verbetering van hun gezondheid. Medische rust bij het thuisfront zal volgens klager een positief effect hebben op zijn re-integratie in Roemenië.
De directeur voert aan dat gedetineerden alleen externe financiële transacties mogen laten verrichten als dit voor hun re-integratie noodzakelijk is. Klagers betalingsopdracht voldoet volgens de directeur niet aan het ‘noodzakelijkscriterium’.
In paragraaf 4.5.2. van de huisregels van de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen is bepaald:
“Het verrichten van externe financiële transacties is alleen toegestaan als deze een re-integratiedoel dienen, denk hierbij bijvoorbeeld aan boetebetalingen, collegegeld, schuldenaflossing, paspoortverlengingen, inschrijvingsgeld voor een huurwoning en dergelijke.”
Gezien deze huisregel moet bij een verzoek tot het verrichten van een externe transactie worden beoordeeld of die transactie een re-integratiedoel dient. De huisregel geeft een opsomming van re-integratiedoelen, maar die opsomming is niet uitputtend. Dat betekent dat ook om andere re-integratiedoelen dan genoemd in de huisregel een financiële transactie kan worden toegestaan. Daarbij kan worden gedacht aan de re-integratiedoelen die zijn vastgelegd in het individuele detentie- en re-integratieplan (D&R-plan) van de gedetineerde. Deze huisregel biedt dan ook ruimte voor interpretatie of een nadere afweging (RSJ 28 mei 2024, 22/30876/GA).
Gelet op het voorgaande zal de directeur bij een beslissing rondom het verrichten van een externe financiële transactie, in voorkomende gevallen, een individuele afweging moeten maken en de afwijzing van een verzoek moeten motiveren.
In klagers geval is – zo begrijpt de beroepscommissie – aangevoerd dat zijn ‘sociaal netwerk’ een re-integratiedoel is. Het dossier bevat geen D&R-plan van klager. Uit de stukken blijkt niet in hoeverre de re-integratiedoelen uit klagers D&R-plan zijn betrokken bij de afwijzing van het verzoek en om welke reden niet aan het ‘noodzakelijkscriterium’ wordt voldaan, zoals bedoeld in de huisregels. Gelet daarop is het onvoldoende inzichtelijk geworden op welke wijze klagers verzoek is beoordeeld. Naar het oordeel van de beroepscommissie is de afwijzing van klagers verzoek daarom onvoldoende gemotiveerd.
Bij deze stand van zaken acht de beroepscommissie de afwijzing van klagers verzoek onredelijk en onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie zal ook de beslissing van de directeur vernietigen.
Klager is inmiddels niet meer gedetineerd. De beroepscommissie zal de directeur daarom niet opdragen om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De beroepscommissie ziet wel aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €15,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €15,-.
Deze uitspraak is op 28 juli 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. R.A.E. van Noort en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.
secretaris voorzitter