Nummer 24/38901/GA
Betreft [klager]
Datum 28 juli 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
- het insluiten op zijn cel tijdens de voor arbeid bestemde uren, omdat hij zich heeft afgemeld voor de arbeid wegens psychische en medische problemen (PD‑2023‑668);
- een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het onttrekken aan het toezicht en het vervolgens niet opvolgen van de instructies van het personeel, ingaande op 15 december 2023 (PD‑2024‑3);
- de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst op 15 december 2023, aangezien hij niet wilde werken omdat de veiligheidsschoenen niet in zijn schoenmaat aanwezig waren op de arbeid (PD‑2024‑4).
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht heeft op 31 januari 2024 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. M. Uslu, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Dordrecht (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De beoordeling
Beklag a.
In paragraaf 3.3.7 van de huisregels van de PI Dordrecht staat het volgende: “Als u meent niet te kunnen werken door ziekte dient u dit vóór aanvang van de arbeid bij het afdelingspersoneel te melden. Als u zich ziekmeldt, wordt dit beschouwd als een verzoek tot uitsluiting van alle activiteiten. U blijft met onmiddellijke ingang voor minimaal 48 uur of zolang de ziekte aanhoudt achter de deur voor de rest van het dagprogramma, met uitzondering van luchten en bezoek. Dit uitsluitingsverzoek wordt automatisch ingewilligd en u krijgt hiervan geen schriftelijk bericht”.
Klager beklaagt zich over de insluiting op cel tijdens de voor arbeid bestemde uren, omdat hij zich heeft afgemeld voor de arbeid wegens psychische en medische problemen. Uit de stukken volgt dat klager geen arbeidsongeschiktheidsstatus heeft. Klagers afmelding is daarom terecht aangemerkt als een ziekmelding. Conform de passage in de huisregels wordt klager door de ziekmelding ingesloten op cel voor de rest van het dagprogramma, met uitzondering van luchten en bezoek.
Klager beklaagt zich dus over de toepassing van een algemene regel. Tegen (de toepassing van) een algemene regel staat geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Van strijd met hogere wet- of regelgeving is niet gebleken.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager alsnog niet‑ontvankelijk verklaren in beklag a.
Beklag b.
Op basis van de stukken is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklag b. terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.
Beklag c.
Regelgeving en beoordelingskader
Op grond van artikel 1a, tweede lid, van de Regeling arbeid gedetineerden, vervalt de zorgverplichting van de directeur voor de beschikbaarheid van arbeid ten aanzien van een gedetineerde die vanwege zijn gedrag tijdens de arbeid op grond van een besluit van de directeur structureel is uitgesloten van toegang tot arbeid. In de beslissing bepaalt de directeur de duur van de uitsluiting.
Uit de Memorie van Toelichting bij de Wet straffen en beschermen (Kamerstukken II 2018/2019, 35 122, nr. 3, p. 48, onderdeel K.) komt naar voren dat de arbeidsplicht per 1 juli 2021 is komen te vervallen, maar dat het verrichten van arbeid in beginsel aan iedere gedetineerde wordt aangeboden. Gedetineerden die wel in staat, maar niet bereid zijn om zich in te zetten en een prestatie te leveren (ongemotiveerde gedetineerden), kunnen uitgesloten worden van de arbeid. Uit de Memorie van Toelichting bij de Regeling arbeid gedetineerden volgt dat de directeur niet lichtvaardig kan beslissen tot uitsluiting van de arbeid, wangedrag van de gedetineerde tijdens de arbeid moet een structureel karakter hebben en de directeur doet er verstandig aan om de gedetineerde eerst te waarschuwen met bijvoorbeeld een disciplinaire straf (Stcrt. 2021, 28357).
Inhoudelijke beoordeling
Klagers arbeidsovereenkomst is op 15 december 2023 eenzijdig ontbonden. Hij wilde niet meewerken aan de arbeid omdat de veiligheidsschoenen op de arbeid niet in zijn schoenmaat aanwezig waren. Aan hem werd het alternatief geboden om twee schoenmaten groter te dragen, zodat de werkmeester in de tussentijd passende veiligheidsschoenen kon gaan regelen. Klager wilde hier echter niet aan meewerken.
Dat hij zich eerder ongemotiveerd zou hebben getoond voor de arbeid of dat er eerder incidenten zouden hebben plaatsgevonden op de arbeid, blijkt echter niet ondubbelzinnig uit het dossier. Klagers arbeidsovereenkomst is zodoende op basis van één enkel incident ontbonden. In het licht van de hiervoor aangehaalde wetsgeschiedenis en van artikel 1a van de Regeling arbeid gedetineerden is dat naar het oordeel van de beroepscommissie te lichtvaardig, en daarmee disproportioneel. Structureel wangedrag is niet gebleken (vergelijk RSJ 7 februari 2025, 25/46195/SGA, 25/46236/SGA en 25/46237/SGA). Daarom is naar het oordeel van de beroepscommissie de ontbinding van klagers arbeidsovereenkomst onredelijk en onbillijk.
De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en beklag c. alsnog gegrond verklaren. In de op schrift gestelde ontbinding van klagers arbeidsovereenkomst staat dat hij “na minimaal 6 weken” kan aangeven dat hij opnieuw aan de arbeid wil deelnemen. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €40,-.
3. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake beklag a. en verklaart klager alsnog niet ontvankelijk in dit beklag.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag c. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.
Deze uitspraak is op 28 juli 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. dr. R.S.T. Gaarthuis, leden, bijgestaan door mr. S.J.S. Uiterweerd, secretaris.
secretaris voorzitter