Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0656/GV, 12 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:12-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/656/GV

betreft: [klager] datum: 12 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 maart 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager gaat in beroep tegen de beslissing om niet aanwezig te mogen zijn bij de uitvaart van zijn pleegmoeder in Suriname. Zij is erg belangrijk geweest in zijn leven. Zij was als een moeder voor klager.
Mede gezien het feit dat klager op 3 april 2009 in vrijheid zal worden gesteld, doet het hem pijn dat hij hierbij niet aanwezig kan zijn. Ook klagers familie begrijpt het niet.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Slechts onder bijzondere omstandigheden kan de Staatssecretaris toestaan dat een gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft. Te denken valt aan gevallen waarin de levenspartner, de ouder of het kind van een
gedetineerde is overleden. In klagers geval is er sprake van het overlijden van een tante. Uit klagers beroep volgt geen aanvullende informatie die nog niet bekend was. Er is geen reden om de beslissing van 10 maart 2009 te herzien.

In verband met klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen/verklaringen uitgebracht.
De directeur van de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.)/ISD Haaglanden te Den Haag heeft, gelet op klagers zeer positieve gedrag in de inrichting en het goed verlopen van regimaire verloven, positief geadviseerd ten aanzien van de
verlofaanvraag.
De patholoog anatoom van het academisch ziekenhuis Paramaribo (AZP) heeft in een verklaring van 7 maart 2009 aangegeven dat mevrouw [...] is overleden op 6 maart 2009 en ligt opgebaard ligt in het AZP.
Klagers biologische moeder heeft in een e-mailbericht op 9 maart 2009 aan het personeel van de z.b.b.i. Haaglanden aangegeven dat mevrouw [...] klagers pleegmoeder is geweest van klagers 3e tot en met 21e levensjaar en bij haar in huis is genomen als
haar eigen kind.

3. De beoordeling
Klager ondergaat de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van zes maanden, wegens opzettelijk handelen in strijd met een in de Opiumwet gegeven verbod. De einddatum van klagers detentie is 3 april 2009.

Op grond van artikel 36 juncto artikel 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een
kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde. Artikel 5, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de Staatssecretaris in bijzondere omstandigheden kan toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het
buitenland verblijft.
De beroepscommissie overweegt dat een tante van klager niet behoort tot de in de Regeling genoemde familierelaties terzake waarvan strafonderbreking kan worden verleend. De stelling dat klagers tante als moeder voor klager fungeerde en dat hij bij haar
vanaf zijn 3e tot en met 21e levensjaar heeft gewoond, is op zich onvoldoende om deze tante op één lijn te plaatsen met de “ouder” als bedoeld in voornoemde Regeling. Hiervoor ontbreken ook verklaringen van overheidsinstanties die het optreden van de
tante als “pleegmoeder” bevestigen. Dit doet niet af aan de beleving van klager omtrent de band met zijn tante.
Gelet hierop kan de afwijzing door de Staatssecretaris van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven