Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 25/47723/JA, 29 juli 2025, beroep
Uitspraakdatum:29-07-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           25/47723/JA

Betreft              [klager]

Datum              29 juli 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op [geboortedatum] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de intrekking van zijn eerstvolgende begeleide verlof op 19 september 2024.

De beklagcommissie bij de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Lelystad heeft op 8 april 2025 het beklag ongegrond verklaard (RE2024/250). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. V.S.J. Chorus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de JJI Lelystad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers verlof is afgewezen, vanwege een positieve urinecontrole op het gebruik van cocaïne. Dit is onredelijk. Hij is naar aanleiding van de positieve urinecontroles al disciplinair gestraft, namelijk door middel van insluiting op zijn kamer voor de duur van zes dagen. Daarbij zou er een pedagogisch doseerprogramma zijn opgelegd. Hij was dus voldoende gestraft voor de positieve urinecontrole. Klager heeft daarbuiten alleen gewenst gedrag vertoond. Het is dan ook onbegrijpelijk en onrechtvaardig dat hem opnieuw een maatregel is opgelegd in de vorm van intrekking van verlof. Dit is dubbele bestraffing.

Klager is in het verleden herhaaldelijk met verlof geweest, waarbij geen sprake is geweest van enig incident of negatieve ‘terugkoppeling’, vanwege bijvoorbeeld een positieve urinecontrole. Hoewel hij begrijpt dat een positieve urinecontrole zeer onwenselijk is, is het afwijzen van zijn verlof disproportioneel. Klager heeft zich tijdens zijn detentie aantoonbaar ingezet voor zijn re-integratie en in zijn gedrag laten zien dat hij gemotiveerd is en mee wil werken.

Er is verder onvoldoende rekening gehouden met de belangen van klager. Hij heeft belang bij verlof en detentiefasering, waarbij het onderhouden van familiebanden een essentieel onderdeel vormt. Het niet laten doorgaan van het verlof frustreert zijn fasering en werkt contraproductief voor zijn re-integratieproces. De PIJ-verlenging is uitgesteld, waardoor hij veel minder vrijheden heeft. Dit zou niet zijn gebeurd als de voortgang van zijn PIJ-maatregel niet was vertraagd. Daarnaast is de inrichting bekend met het ziektebeeld van klagers vader. Het is onduidelijk voor hoelang zijn vader hem nog zal herkennen. Deze omstandigheden heeft de directeur niet meegewogen. De bestreden beslissing is dan ook onvoldoende gemotiveerd en er heeft geen belangafweging plaatsgevonden in het kader van zijn recht op familieleven.

Standpunt van de directeur

Naar aanleiding van de positieve uitslagen op 5 en 7 september 2024 is klagers verlof vanwege overtreding van de verlofvoorwaarden opgeschort. Op 10 en 17 september 2024 zijn nog twee urinecontroles afgenomen. Klager scoorde nu beide keren negatief, maar de bewonersadministratie van de inrichting heeft de uitslagen pas op 19 september 2024 in de middag ontvangen (de inrichting ontvangt op woensdagen geen uitslagen van urinecontroles). Precies die middag stond er van 12:30 uur tot 17:00 uur een begeleid verlof van klager gepland, maar dat verlof is dus niet goedgekeurd.

Er is helaas verzuimd om de beslissing aan klager schriftelijk mede te delen. Verder is niet gebleken dat hij voorafgaand aan de beslissing is gehoord. De directeur kan zich voorstellen dat klager het als zeer frustrerend heeft ervaren dat het verlof niet kon doorgaan en biedt haar excuses aan voor de gang van zaken en het niet opmaken van een schriftelijke beslissing. De directeur verzoekt om het beklag op basis hiervan gegrond te verklaren en klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen.

 

3. De beoordeling

De wet

De directeur kan het verlof intrekken, indien dit noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de jeugdige voor de veiligheid van anderen dan de jeugdige of de algemene veiligheid van personen of goederen of indien de jeugdige een bepaalde voorwaarde niet nakomt (artikel 30, vierde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj)).

De directeur stelt de jeugdige in de gelegenheid te worden gehoord, zoveel mogelijk in een voor de jeugdige begrijpelijke taal, alvorens hij beslist omtrent: g. de intrekking van verlof, bedoeld in artikel 30, vierde lid, van de Bjj (artikel 61, eerste lid, van de Bjj).

De directeur geeft de jeugdige van elke beslissing als bedoeld in artikel 61, eerste lid, van de Bjj onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling (artikel 62, eerste lid, van de Bjj).

Bij de beoordeling van een te verlenen verlof wordt het belang van de jeugdige afgewogen tegen de risico's voor de continuïteit van de tenuitvoerlegging en voor de maatschappelijke orde en veiligheid. Het verlof kan slechts worden verleend indien de eventuele risico's aanvaardbaar worden geacht. Als risico kan worden aangemerkt: e. vermoeden dat het verlof zal leiden tot alcohol- of drugsmisbruik dan wel poging tot invoer van ongeoorloofde voorwerpen in de inrichting (artikel 31, eerste en tweede lid, van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen).

Hoorplicht en schriftelijke mededeling

De directeur geeft in beroep aan dat klager niet is gehoord in het kader van de beslissing tot intrekking van het verlof en dat aan hem geen schriftelijke mededeling van deze beslissing is uitgereikt. Dit is in strijd met de wet.

Was de intrekking van het verlof redelijk?

De beroepscommissie vindt het niet onredelijk dat het (eerstvolgende) verlof van klager is ingetrokken. Dit is een van de mogelijke consequenties van drugsgebruik en klager scoorde kort voordat het verlof zou plaatsvinden twee keer positief op het gebruik van harddrugs. Hierdoor kon de directeur er niet zonder meer van uitgaan dat het op 19 september 2024 geplande verlof veilig en goed zou verlopen. Klager liet juist eerder een ‘stijgende lijn’ zien, al is hij – zo geeft de directeur aan – ook kwetsbaar. Ter zitting van de beklagcommissie heeft klager verklaard dat de cocaïne hem werd aangeboden door andere jongeren. De beroepscommissie begrijpt uit het standpunt van de directeur in beroep dat klager door middel van twee urinecontroles de kans werd gegeven om te laten zien dat hij geen drugs meer gebruikt. Klager heeft deze kans gepakt, maar de (negatieve) uitslag van de afgenomen urinecontroles kwam nét te laat binnen. De beroepscommissie vindt het in dit geval niet onredelijk dat de uitslag van deze urinecontroles werd afgewacht, naast de uitkomsten van de incidentenanalyse.

Conclusie

Omdat de hoorplicht is geschonden en aan klager ten onrechte geen schriftelijke mededeling is uitgereikt, zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie kent klager een tegemoetkoming toe van €10,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-.

Deze uitspraak is op 29 juli 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, voorzitter, mr. dr. B.J.M. Frederiks en dr. S.L. van Woerden, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven