Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2480/GM, 9 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2480/GM

betreft: [klager] datum: 9 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Haaglanden, Locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 16 september 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2008, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A. de Weerd, en [...], namens de inrichtingsarts.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 1 augustus 2008, betreft onvoldoende c.q. onzorgvuldige behandeling van rug- en heupklachten door de medische dienst van de locatie Zoetermeer.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft -voor zover betrekking hebbend op zijn oorspronkelijke verzoek om bemiddeling- het volgende aangevoerd.
Vanaf het eerste moment dat klager binnenkwam in Zoetermeer is het wat hem betreft misgegaan tussen hem en de medische dienst. Zo kreeg hij bij aankomst geen rolstoel maar moest hij zelf lopen. Volgens de verpleegkundige zou in klagers dossier staan
dat
hij redelijk kan lopen en dat hij maar nauwelijks een rolstoel nodig heeft. Daarbij gaf zij aan dat klager op 23 of 24 juni een afspraak zou hebben bij de inrichtingsarts. Dat bleek onjuist, klager moest zelf alsnog een verzoek daarvoor indienen. Hij
heeft toen de arts op 26 juni 2008 voor de eerste keer gezien. Klager heeft geprobeerd bij de arts zijn problemen uit te leggen. Omdat de verpleegkundige er steeds tussen kwam, ging dat erg moeizaam. De arts gaf aan dat klager geen orthomanueel arts
mocht bezoeken maar dat hij werd opgegeven voor fysiotherapie. Klager heeft onvoldoende tijd gekregen om zijn problemen te bespreken met de arts. Klager heeft vervolgens weer een gesprek aangevraagd met de arts, maar de verpleegkundige heeft dat
feitelijk tegengehouden. Zij gaf aan dat klager alleen de arts te spreken kreeg als hij echt een medisch probleem had. Op 16 juli 2008 gaf de arts aan dat klager niet naar het Erasmus (EMC) mocht voor een kijkoperatie maar dat er misschien een
mogelijkheid was voor onderzoek in het LUMC (Leiden). Klager heeft in Zoetermeer vijf weken moeten wachten voordat hij fysiotherapie kreeg. Toen klager vervolgens bij de therapeut kwam, werd hij mondeling aangevallen door de therapeut. Omdat de
therapeut klager kennelijk niet wilde helpen, heeft klager aangegeven geen vertrouwen te hebben in die therapeut.
Klager heeft nog diverse andere medische klachten maar hij kan een en ander niet met de arts bespreken omdat hij geen toegang krijgt tot de arts.

Ter zitting is hieraan door en namens klager toegevoegd dat klager een gecompliceerde medische achtergrond heeft. Zijn klachten worden niet serieus genomen. Hij krijgt niet de medische zorg die hij zou moeten krijgen. Bij binnenkomst heeft hij al zijn
problemen doorgegeven. Klager wil orthomanuele therapie en een kijkoperatie. De fysiotherapie is gestaakt omdat klager geen vertrouwen in de fysiotherapeut had.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
De verantwoordelijke verpleegkundige heeft aangegeven dat klager erg uitvoerig was in zijn beschrijvingen van de medische klachten maar dat het erg moeilijk was om een heldere hulpvraag te krijgen. Dit was een van de redenen om voor hem een
‘casemanager’ aan te stellen. Klager heeft aangegeven een verhoogde toiletbril nodig te hebben. Uiteindelijk is besloten hem die te verstrekken. Met betrekking tot de bult in de lies geldt dat deze aandoening op geen enkele wijze is terug te vinden in
de rapportage. Op 18 juni 2008 heeft klager een consult gehad bij de dermatoloog en hierbij is aangegeven dat klager niet terug behoefde te komen. De arts heeft op 11 september 2008 afspraken gemaakt voor verdere behandeling.
Klager is voor heup- en rugklachten gezien in het medisch centrum Haaglanden. Eerder was in het LUMC al de conclusie getrokken dat klager te jong was voor een heupoperatie en dat er voor een rugoperatie geen indicatie bestond. De klachten worden gezien
als myogeen van aard. Met betrekking tot een scopie van de heup geldt dat klager tot twee keer toe een afspraak heeft gehad, maar dat deze afspraken door een verlengde detentie niet zijn kunnen worden nagekomen en dat de polikliniek het dossier
vervolgens heeft gesloten. De behandelend arts is in overleg met de kliniek over de vraag of er alsnog een herbeoordeling kan plaatsvinden. Klager heeft na vijf behandelingen zijn vertrouwen in de fysiotherapeut opgezegd. Klager heeft voordien nooit
gesproken over een behandeling door een manueel therapeut. Er is bij de medische dienst geen sprake van discriminatie van dikke mensen. Allen worden gelijkelijk behandeld. Wel worden – in voorkomende gevallen – adviezen gegeven over gewicht in verband
met rug- en heupklachten. De inrichting tracht momenteel klager – in verband met de tot nog toe gepleegde behandeling – in aanmerking te laten komen voor een ‘second opinion’. Mogelijk komen daaruit andere behandelmogelijkheden naar voren.
Ter zitting is daar namens de inrichtingsarts aan toegevoegd dat er een afspraak was voor een kijkoperatie. Omdat er geen geschikt vervoer geregeld kon worden, rolstoelvervoer, is de afspraak afgezegd. Er is een nieuwe afspraak gemaakt. De arts is
nooit
rechtstreeks gevraagd om orthomanuele therapie. Met de fysiotherapie is het niet goed gegaan als gevolg van de verstandhouding tussen klager en de therapeut. Deze zou nog een gesprek aangaan met klager. Sinds zijn binnenkomst heeft klager zijn derde
rolstoel.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat klager met regelmaat is gezien door de verpleegkundige (casemanager) en de arts. Klager is kennelijk iemand met veel (medische) klachten en heeft zijn eigen
ideeën
wat betreft de wijze van behandelen. Uit de reactie van de medische dienst en uit het medisch dossier zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat met klagers medische klachten onzorgvuldig is omgesprongen.
De breuk die is ontstaan tussen klager en de fysiotherapeut is aan klager toe te schrijven. Aangegeven is dat de fysiotherapeut het gesprek wil aangaan, het is aan klager of hij daar gebruik van wil maken.
Klager is in verband met de tot dan toe gepleegde behandeling voorgedragen voor een second opinion. Verder zijn er afspraken gemaakt voor het laten uitvoeren van een kijkoperatie, welke afspraken buiten toedoen van klager of de inrichtingsarts geen
doorgang hebben kunnen vinden. Door de inrichtingsarts wordt getracht een nieuwe afspraak voor klager te bewerkstelligen.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven