Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/40657/GA, 26 augustus 2025, beroep
Uitspraakdatum:26-08-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           24/40657/GA

Betreft              [klager]

Datum              26 augustus 2025

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen het niet beslissen op zijn verzoek van 29 november 2023 om overplaatsing van de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) naar een reguliere afdeling.

De beklagcommissie bij de PI Alphen heeft op 4 april 2024 het beklag gegrond verklaard en de directeur opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen (AR 2024/76). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. J.J. Serrarens in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Er is geen sprake van een toezegging om klager naar een reguliere afdeling over te plaatsen. Rondom klager bestaat een hoog risico op het verstoren van de orde en veiligheid binnen de inrichting. Er is een hoog risico met betrekking tot (vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie, een hoog risico op liquidatie of bedreiging van/door klager en een hoog risico op het ondermijnen van het gezag van de directie en personeel binnen de inrichting. Deze risico’s worden onderbouwd door de onderliggende rapportages van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) en de informatie vanuit het Operationeel Overleg. Vanwege de risico’s is het niet wenselijk om klager op een grootschalige reguliere afdeling te plaatsen met onvoldoende toezicht. Om klagers gedrag beter te kunnen monitoren, is het noodzakelijk om hem op een kleine afdeling met extra toezicht te plaatsen. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen geweest dat de risico’s rondom klager zouden zijn afgenomen.

De uitkomst van de vrijhedencommissie van 7 december 2023 is niet tijdig aan klager teruggekoppeld, doordat het afdelingshoofd vanwege ziekte in verzuim is geraakt. Uit klagers rapportages inzake detentie- en re-integratie (D&R) blijkt dat de casemanager de beslissing op 22 februari 2024 aan klager heeft teruggekoppeld en de uitdraai heeft gegeven van wat is gerapporteerd en besproken tijdens het multidisciplinair overleg (MDO) van 5 december 2023 en de vrijhedencommissie van 7 december 2023.

Standpunt van klager

Op 10 oktober 2023 is er een toezegging gedaan door een de plaatsvervangend vestigingsdirecteur waarbij ook een ander personeelslid aanwezig was. De directeur gaf aan dat het dagprogramma niet in overeenstemming zou kunnen worden gebracht met artikel 3 van de Penitentiaire maatregel. Klager heeft toen gezegd dat hij naar een reguliere afdeling wil, waarop de directeur antwoordde dat hij een plek voor klager ging zoeken op afdeling B, een kleinere reguliere afdeling. Klagers casemanager sprak een week later met klager over deze overplaatsing en zij gaf aan dat ze aan het kijken was naar de ruimte op die afdeling. Klager heeft gevraagd om heel even te wachten, omdat er veel onrust was in zijn familie en hij een overplaatsing niet ideaal vond. Rond 24 oktober 2023 heeft hij gezegd dat hij wel naar de B‑afdeling wil worden overgeplaatst. De casemanager heeft daarvan een aantekening gemaakt in klagers D&R-plan. De directeur en juridisch medewerker die aanwezig waren tijdens de beklagzitting hebben het voorgaande niet weersproken.

Op 29 november 2023 heeft klagers raadsrouw verzocht om klager over te plaatsen naar een reguliere afdeling. Omdat de directeur niet reageerde is uiteindelijk beklag ingesteld.

De standpunten in het beroepschrift zijn in de beklagprocedure niet naar voren gebracht. Dit klopt ook niet met het GRIP-rapport van 17 augustus 2023.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen van 25 oktober 2023 tot en met 3 mei 2024, omdat hij geen belang meer heeft bij een nieuwe beslissing sinds hij is overgeplaatst naar de PI Arnhem.

 

3. De beoordeling

In de reactie op het beroepschrift verzoekt klager om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen. Echter heeft alleen de directeur beroep ingesteld tegen de uitspraak van de beklagcommissie. De beroepscommissie zal dus uitsluitend beoordelen of het beklag terecht gegrond is verklaard. Als klager een tegemoetkoming had gewild, dan had hijzelf beroep moeten instellen tegen het niet-toekennen van een tegemoetkoming.

Wat is er gebeurd?

Op 29 november 2023 heeft klagers raadsvrouw aan de directeur verzocht om klager over te plaatsen van de AIT naar een reguliere afdeling. Op 22 januari 2024 heeft zij beklag ingesteld tegen het verzuim of de weigering om een beslissing te nemen. Klagers raadsvrouw gaat er in het klaagschrift van uit dat de directeur (fictief) weigert om klager over te plaatsen. Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat klagers verzoek op 5 december 2023 is besproken in het MDO en op 7 december 2023 in de vrijhedencommissie. Toen is besloten dat klagers verblijf op de AIT wordt gecontinueerd. Die beslissing is echter pas op 22 februari 2024 aan klager teruggekoppeld.

Wat wordt er beoordeeld bij een beklag tegen een verzuim of weigering om te beslissen?

De beroepscommissie heeft eerder bepaald dat de beklagcommissie bij een beklag tegen een verzuim of weigering om te beslissen alleen dient te beoordelen of de directeur binnen een redelijke termijn heeft beslist (RSJ 1 september 2023, 23/31635/GA en RSJ 8 november 2024, 23/34169/GA). De ratio daarachter was dat klager desgewenst een nieuwe klacht tegen de (later alsnog genomen) beslissing had kunnen indienen.

De beroepscommissie komt terug op deze lijn. Als een gedetineerde beklag instelt tegen een verzuim of weigering om te beslissen op een verzoek en de directeur neemt alsnog een beslissing vóórdat de beklagcommissie uitspraak doet én klager is het inhoudelijk niet eens met die beslissing, dan kan de beklagcommissie (en de beroepscommissie) ook inhoudelijk over die beslissing oordelen. Klager hoeft in dat geval dus niet afzonderlijk beklag in te stellen tegen de genomen beslissing.

In dit geval was de beslissing al genomen op het moment dat beklag werd ingesteld, maar was klager daarvan niet op de hoogte. Ook is klager het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek om hem vanuit de AIT over te plaatsen. Daarom vat de beroepscommissie de klacht op als te zijn gericht tegen deze beslissing en zal zij deze inhoudelijk beoordelen (net zoals de beklagcommissie heeft gedaan).

Inhoudelijke beoordeling

Op basis van de stukken is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie het beklag wat betreft de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek terecht gegrond heeft verklaard.  De beroepscommissie merkt op dat zij het onzorgvuldig vindt dat de beslissing pas na 1,5 maand aan klager is medegedeeld.

Ook inhoudelijk is de beroepscommissie het eens met het oordeel van de beklagcommissie. De beslissing van de directeur is onvoldoende gemotiveerd. Hoewel de directeur in beroep (voor het eerst) met een motivering komt voor het continueren van klagers verblijf op de AIT, zijn de risico’s helemaal niet onderbouwd. Er zijn geen GRIP-rapportages of beslissingen over maatregelen vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht- en/of maatschappelijk risico overgelegd. Daarentegen heeft klager wel standpunten ingenomen over waarom de risico’s volgens hem geen reden (meer) zijn voor een AIT‑plaatsing. Hierop is de directeur niet ingegaan. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren.

Aangezien er in de beklaguitspraak geen termijn is gesteld voor het nemen van een nieuwe beslissing, overweegt de beroepscommissie – in het geval dat die beslissing nog niet was genomen – dat het nemen van een nieuwe beslissing op dit moment geen zin meer heeft, omdat klager is overgeplaatst naar een andere inrichting.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 26 augustus 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven