Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 25/45733/GM, 10 juli 2025, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          25/45733/GM

Betreft             klager

Datum             10 juli 2025

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van   de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat

  1. Hij geen volledige arbeidsongeschiktheidsstatus (AO)-status krijgt;
  2. Hij geen doorverwijzing krijgt naar de neuroloog;
  3. Hij zijn medicijnen niet op een ander tijdstip mag ontvangen en niet op cel mag hebben;
  4. Hij geen toegang tot de arts krijgt.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw, het hoofd zorg en het plaatsvervangend hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 3 juni 2025.

Mr. J. Sarkisjan, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

Na de zitting is nadere informatie opgevraagd bij de medische dienst. Op 6 juni 2025 is de gevraagde informatie, een afschrift van een brief van 19 april 2023 van de behandelend neuroloog, ontvangen en doorgestuurd naar klager en zijn raadsvrouw.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Ten aanzien van de AO-status

De arts heeft bij de AO-beoordeling van klager gezegd dat hij zou doorgeven dat klager geen zwaar werk kan doen. Vervolgens wordt klager werk opgedragen waarbij hij etenskarren moet verplaatsen. Hij moet die etenskarren niet alleen duwen maar ook tillen. Die karren wegen twintig kg. Dat is te belastend voor klager. Klager heeft botsplinters in zijn nek. Bij te veel inspanning heeft hij pijn in zijn nek en arm. Deze arbeid is niet geschikt voor hem en hij zou daarom AO-verklaard moeten worden.

Ten aanzien van het niet doorverwezen worden naar de neuroloog

Klager heeft medicijnen, fysiotherapie en behandeling met een TENS-apparaat gehad, maar die verminderen zijn klachten niet. Klager wilde daarom nogmaals naar de neuroloog voor een nieuwe beoordeling. Klager is inmiddels bij de neuroloog geweest en die vond het nodig om een MRI te laten maken. Dat had eerder moeten gebeuren.

Ten aanzien van de medicijnen

De situatie is inmiddels veranderd. Het tijdstip van verstrekking is conform klagers wens aangepast van 08.00 naar 12.00 uur. Er is nog wel een onduidelijkheid. Volgens de medische dienst maakt het niet zoveel uit als de medicatie iets eerder of later wordt ingenomen. Bij de beklagcommissie is gezegd dat dat minstens een half uur vroeger of later moet zijn. Klager hoort graag hoe dat zit. De artsen hebben altijd tegen hem gezegd dat hij zijn medicatie voor de maaltijd moet innemen.

Ten aanzien van de toegang tot de arts

Klager vond de frequentie van eenmaal in de twee maanden te laag. Hij had wel vaker contact met de verpleegkundige. Klager is van mening dat de verpleegkundige niet met de complexiteit van zijn klachten kan omgaan. Klager kampt met nekklachten, hij heeft diabetes en lijdt aan het autobrouwerijsyndroom. Ook nu nog valt klager flauw en wordt niet altijd de medische dienst erbij gehaald.   

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Ten aanzien van de AO-status

De arts heeft klager beoordeeld en een inschatting gemaakt van de werkzaamheden die hij kan doen. Dit is aan de arbeid doorgegeven. Klager was hiermee akkoord. Het werken met de etenskarren is als licht werk beoordeeld.

Ten aanzien van het niet doorverwezen worden naar de neuroloog

Voor een verwijzing naar de neuroloog was geen reden. Klager is in 2023 voor het laatst bij de neuroloog geweest. De behandeling bestaat uit pijnbestrijding met medicijnen en een TENS‑apparaat. Dit is ook het beleid van de neuroloog. Klager krijgt daarnaast fysiotherapie voor zijn nek. De arts en de medisch adviseur nemen hierover hetzelfde standpunt in.

Ten aanzien van de medicijnen

Het tijdstip van de medicatie is conform klagers wens aangepast. Het is vervelend als dat niet altijd goed gebeurt, maar dat is iets voor de afdeling. Er is discussie geweest over het aanpassen van het tijdstip. Dat wilde de arts eigenlijk niet, in verband met de werking van het medicijn. Klager heeft de medicatie ook een aantal keer geweigerd. Wat wordt voorgeschreven is leidend.

Ten aanzien van de toegang tot de arts

Iedereen wordt eerst gezien door de verpleegkundige die een eerste beoordeling maakt. Dit staat ook zo in de huisregels. Vervolgens vindt er overleg met de arts plaats. Klager is onder de aandacht van de medische dienst.

 

3. De beoordeling

Met betrekking tot klachtonderdeel 1

Klagers nekklachten zijn beoordeeld door de inrichtingsarts. De inrichtingsarts heeft aan de arbeid doorgegeven dat klager licht werk kan verrichten en aan klager is uitgelegd dat het belangrijk is om in beweging te blijven en bij klachten niet te zwaar te tillen. Klager kan de etenskarren duwen. Uit navraag bij de arbeid door de inrichtingsarts is gebleken dat klager de karren niet hoeft te tillen. Niet is gebleken van een medische noodzaak om klager volledig AO te verklaren. Het handelen van de inrichtingsarts kan niet als onzorgvuldig worden aangemerkt.

Met betrekking tot klachtonderdeel 2

Klager wil vanwege hevige pijnklachten worden doorverwezen naar de neuroloog. Klager is in 2023 door de neuroloog gezien. Volgens de inrichtingsarts wordt klager behandeld voor zijn nekklachten en is dat conform het beleid van de neuroloog. In de opgevraagde brief van de neuroloog van 19 april 2023 staat onder beleid vermeld:

'- Behandelopties besproken: Expectatief, neuropathische pijnstiller, pijnpoli voor symptomatische behandeling, opnieuw verwijzing neurochirurg. In overleg met patiënt gekozen voor start neuropatische pijnstiller (notriptyline 10mg 1dd1 a.n.) en verwijzing naar pijnspecialist DC Kliniek.

- Poliklinische controle neurologie alleen op indicatie’.

Klager heeft meerdere malen aangegeven dat de behandeling niet helpt en dat de pijn erger wordt. Dan ligt het naar het oordeel van de beroepscommissie voor de hand dat de inrichtingsarts zelf nader onderzoek verricht. In het medisch dossier is echter niet terug te vinden dat de inrichtingsarts klager nader heeft onderzocht. Ook blijkt niet van overleg tussen de inrichtingsarts en de fysiotherapeut. Uit het dossier komt naar voren dat klager goed lijkt te bewegen, maar niet is terug te zien dat de inrichtingsarts toen de klachten toenamen klager lichamelijk heeft onderzocht. Naar het oordeel van de beroepscommissie is daarmee niet goed onderbouwd waarom ervoor is gekozen klager niet naar de neuroloog door te verwijzen. Als er pijnbeleid is afgesproken maar de patiënt komt telkens terug met toenemende pijnklachten, kan er aanleiding zijn om dat beleid na zorgvuldig onderzoek te heroverwegen.

Al met al moet het handelen van de inrichtingsarts wat dit klachtonderdeel betreft worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b. van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen en stelt deze vast op €40,-.

Met betrekking tot klachtonderdeel 3

Het is van belang dat medicatie op de voorgeschreven innametijdstippen en met zo nodig voldoende tijd tussen de innames en met de maaltijd wordt ingenomen. Dat de inrichtingsarts in eerste instantie het tijdstip van het verstrekken van de medicatie aan klager niet wilde aanpassen is gelet hierop niet onzorgvuldig te noemen. Het tijdstip in de ochtend is inmiddels op klagers verzoek toch aangepast. Medicatie op cel is conform de huisregels van de PI Vught niet toegestaan. Dat klager op grond van deze regels is geweigerd om zijn medicatie op cel bij zich te hebben is dan ook niet onzorgvuldig te noemen.

Met betrekking tot klachtonderdeel 4

Uit de stukken en de behandeling op de zitting is gebleken dat klager in de periode waar het hier om gaat al dan niet via de verpleegkundige voldoende toegang heeft gehad tot de inrichtingsarts. Klagers medische klachten zijn bekend en onder de aandacht van de medische dienst. Het handelen van de inrichtingsarts kan in zoverre niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep wat dit klachtonderdeel betreft daarom ongegrond verklaren.       

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de klachtonderdelen 1, 3 en 4 ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van klachtonderdeel 2 gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.

Deze uitspraak is op 10 juli 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven