Nummer 24/42066/GA
Betreft [klager]
Datum 1 augustus 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat er geen arbeid wordt aangeboden sinds 1 mei 2024.
De beklagcommissie bij het JC Zaanstad heeft op 15 juli 2024 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €25,- (ZS-ZW-2023-163). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft beroep ingesteld tegen de toegekende tegemoetkoming.
De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De directeur erkent dat er in de periode van 1 mei 2024 tot en met 20 mei 2024 geheel geen arbeid kon worden aangeboden vanwege personeelstekort en vanaf 21 mei 2024 slechts gedeeltelijk, te weten op dinsdag en donderdag. Klager is gedurende de uren die bestemd waren voor arbeid niet ingesloten en is in de gelegenheid gesteld om te recreëren. Ook is zijn loon doorbetaald. Gelet op het voorgaande stelt de directeur zich op het standpunt dat hij heeft gehandeld conform vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, inhoudende dat ingeval van structurele uitval van arbeid vervangende activiteiten moeten worden aangeboden en het insluiten van gedetineerden in dergelijke gevallen in strijd is met de op de directeur rustende zorgplicht (RSJ 15 mei 2020, R-19/4130/GA). Klager is voldoende gecompenseerd voor de uitval van arbeid. Er rustte – anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld – geen verplichting op de directeur om klager extra uren aan vervangende activiteiten buiten het basisprogramma aan te bieden. De directeur verzoekt het beroep gegrond te verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie met betrekking tot de toegekende tegemoetkoming te vernietigen en om aan klager geen tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van klager
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.
3. De beoordeling
Voor de vraag of een financiële tegemoetkoming is aangewezen voor het door klager ondervonden ongemak is van belang of de directeur heeft geprobeerd om klager te compenseren voor – in het onderhavige geval – de uitval van arbeid. Bij compensatie kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het aanbieden van vervangende activiteiten of het extra uitsluiten van gedetineerden. Overigens is het doorbetalen van loon een verplichting en geen compensatie op grond van artikel 5, onder c, van de Regeling arbeid gedetineerden (vergelijk RSJ 16 december 2024, 23/37560/GA).
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken in het dossier vast dat de directeur klager gedurende de uren die bestemd waren voor arbeid zoveel als mogelijk heeft uitgesloten en hem in de gelegenheid heeft gesteld om gedurende die uren te recreëren. De beroepscommissie is – anders dan de beklagcommissie – van oordeel dat klager op deze wijze voldoende is gecompenseerd voor het ondervonden ongemak als gevolg van de uitval van de arbeid. Gelet op het voorgaande kan de beroepscommissie zich niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie om aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen voor zover daarbij aan klager een financiële tegemoetkoming is toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daarbij aan klager een financiële tegemoetkoming is toegekend.
Deze uitspraak is op 1 augustus 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. S.M. Krans en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. I.J.M.W. van der Sanden, secretaris.
secretaris voorzitter