Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3048/GM, 27 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3048/GM

betreft: [klager] datum: 27 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.E. Koopmans, advocaat te Dordrecht, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het detentiecentrum Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 14 november 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het Ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 februari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, zijn raadsvrouw mr. C.E. Koopmans en het hoofd van de medische dienst [...] en het plaatsvervangend hoofd van de medische
dienst [...] van het detentiecentrum Alphen aan den Rijn.

Klager heeft aangegeven Nederlands te spreken en te verstaan en dat bijstand door een tolk Arabisch niet noodzakelijk is.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 17 september 2008, houdt in dat klager geen adequate hulp wordt geboden voor zijn hoofdpijnklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is in beroep het volgende aangevoerd.
Klager verblijft sinds juni 2008 in het detentiecentrum en wordt daar slecht behandeld. In 2006 stond hij op de wachtlijst voor plastische chirurgie. Meermalen is de operatie niet doorgegaan. Een plastisch chirurgische ingreep zou de oplossing zijn
voor
zijn hoofdpijnklachten. Vanuit het detentiecentrum Alphen aan den Rijn is een machtiging aangevraagd voor de operatie, die vervolgens is afgewezen door de medisch adviseur. Klager heeft nog steeds hoofdpijnklachten. Hij gebruikt 600 mg. Ibuprofen. Hij
heeft lang moeten wachten voordat hij is doorverwezen naar de neuroloog. Soms is de hoofdpijn heel hevig. De pijn ontstaat soms binnen in het hoofd en soms aan de rechterkant. ’s Nachts kan klager niet slapen. Aan de rechterkant van zijn schedel is een
plekje verschoven. De pijnstillers helpen wel, maar niet volledig. Hij heeft sinds 1995 last van hoofdpijn. Hij heeft op straat geleefd en kreeg daar wel hulp van een stichting. Nu hij vast zit, krijgt hij geen hulp. Gesteld is dat de plastische
chirurgie een cosmetische ingreep zou zijn en om die reden niet wordt vergoed.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft regelmatig een inrichtingsarts en ook de verpleegkundigen gezien. Op 11 juli 2008 heeft klager een klap op het hoofd gehad. Hij is die dag direct door een arts onderzocht. Een
vervolgonderzoek werd niet noodzakelijk geacht. Op 13 en 14 juli 2008 heeft klager bij de verpleegkundige aangegeven hoofdpijn te hebben. Op 15 juli 2008 heeft de arts besloten dat het niet noodzakelijk was om klager nogmaals te zien. Op 16 juli 2008
heeft klager bij de verpleegkundige aangegeven hoofdpijn te hebben. Op 31 juli 2008 is klager door de arts gezien en toen heeft klager niet gesproken over hoofdpijnklachten. Op 7 augustus 2008 heeft klager bij een verpleegkundige aangegeven een arts te
willen zien voor zijn hoofdpijnklachten. Op 8 augustus 2008 is klager door de arts gezien. De arts wilde graag dat klager minder Ibuprofen zou innemen, maar dit was niet bespreekbaar. Naar aanleiding van de brief van de medisch adviseur is klager op 8
december 2008 door de arts gezien en is een afspraak gemaakt met de neuroloog.
Vanuit de medische dienst is contact opgenomen met de medisch adviseur toen de machtiging voor de operatie werd afgewezen. Volgens de medisch adviseur betreft het een cosmetische operatie.
Inmiddels is de rapportage van de neuroloog van 28 januari 2009 ontvangen, welke aan de beroepscommissie wordt overgelegd. Volgens de neuroloog zijn de oogbewegingen ongestoord en dient de vraag te worden gesteld aan de plastisch chirurg of een nieuwe
operatie zou moeten plaatsvinden. Door de stafarts zal naar aanleiding van de rapportage van de neuroloog wederom worden bezien of klager doorverwezen dient te worden naar de plastisch chirurg.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken, waaronder het medisch dossier, en de behandeling ter zitting is gebleken dat klager een adequate behandeling is geboden voor zijn hoofdpijnklachten. Hij is meermalen gezien door de medische dienst en de
inrichtingsarts en hem is passende medicatie voorgeschreven. Voorts is hij doorverwezen naar de neuroloog. Vanuit de medische dienst is, hoewel een direct verband tussen klagers hoofdpijnklachten en een door hem gewenste plastisch chirurgische operatie
(nog) niet vaststaat, het initiatief genomen om een machtiging voor een dergelijke operatie aan te vragen. De medische dienst c.q. de inrichtingsarts kan niet worden verweten dat de betreffende machtiging niet door de medisch adviseur is verleend.
Voorts is door het hoofd van de medische dienst ter zitting aangekondigd dat naar aanleiding van de rapportage van de neuroloog van 28 januari 2009 de vraag aan de stafarts zal worden voorgelegd of klager alsnog doorverwezen dient te worden naar de
plastisch chirurg.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts c.q. van de medische dienst niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 februari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven