Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3191/GM, 27 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3191/GM

betreft: [klager] datum: 27 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 25 november 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het Ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 februari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. drs. O.O. van der Lee, gehoord.

De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, houdt in dat klagers HIV-medicatie hem vier dagen niet op tijd is verstrekt.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Klager heeft op de dag van zijn overplaatsing naar Vught, 24 juli 2008, tot 17.00 uur op zijn HIV-medicatie moeten wachten, terwijl de medicatielijst al op 22 juli 2008 naar Vught was verstuurd. Op 25
juli 2008 heeft hij de inrichtingsarts gezien. Klager heeft uitgelegd dat hij, omdat hij bij het innemen van HIV-medicatie twee uur ervoor en een uur daarna niet mag eten, gewend was om de medicatie om 06.00 uur in te nemen. De inrichtingsarts zei dat
hij dat zou veranderen in 08.00 uur. Klager mocht zijn medicatie niet op cel hebben. De medicatie werd hem op wisselende tijdstippen verstrekt. De volgende dag kreeg hij de medicatie pas om 11.00 uur en de dag daarna om 09.00 uur.
De beantwoording van de vraag of het op wisselende tijdstippen innemen van HIV-medicatie gevolgen kan hebben voor de resistentie is aan de beroepscommissie.
De inrichtingsarts heeft niet tegen hem gezegd dat de medicatie hem de avond tevoren om 21.00 uur verstrekt zou worden. Die afspraak is pas later gemaakt. Klager is niet boos weggelopen bij de inrichtingsarts in verband met zijn Methadon, maar in
verband met het veranderen van het innametijdstip van de HIV-medicatie. Het heeft zeker een maand geduurd voordat iedereen wist dat hem de HIV-medicatie de avond tevoren om 21.00 uur verstrekt diende te worden. Klager heeft wel alle dagen HIV-medicatie
gekregen.

Door de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Klager is op 25 juli 2008 door de inrichtingsarts gezien. Hij gaf aan dat hij zijn HIV-medicatie om 06.00 uur wilde innemen. Afgesproken is dat hem de medicatie de avond tevoren om 21.00 uur zou worden verstrekt, zodat hij de medicatie de volgende
ochtend om 06.00 uur kon innemen. De inrichtingsarts heeft verder voor wat betreft dit onderwerp geen contact meer gehad met klager. Klager zou met het afdelingshoofd een gesprek hebben gehad over de klacht. Hij zou in dit gesprek hebben aangegeven dat
het innamemoment voor hem onduidelijk was, maar dat hij zijn medicatie wel heeft gehad.

Door een medewerkster van de medische dienst bij de p.i. Vught is op 13 februari 2009 de gang van zaken telefonisch toegelicht. Na aflevering van de medicatie door de apotheek bij de medische dienst wordt de medicatie gecontroleerd door de medische
dienst en door de medische dienst naar de afdeling wordt gebracht. P.i.w.-ers dragen vervolgens zorg voor de feitelijke verstrekking van de medicatie op het voorgeschreven tijdstip aan de gedetineerden. Het verstrekkingstijdstip staat vermeld op het
medicatiezakje.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat klagers stelling dat de inrichtingsarts bij het binnenkomen van klager in de inrichting niet akkoord ging met het door klager gewenste tijdstip van inname van zijn HIV-medicatie niet wordt bevestigd door de bij de
stukken gevoegde medische informatie en de reactie van de inrichtingsarts op klagers beroep. Uit laatst genoemde stukken volgt dat de inrichtingsarts direct vanaf klagers binnenkomst in de inrichting akkoord ging met inname van de medicatie om 06.00
uur
en dat om die reden de medicatie de avond tevoren om 21.00 uur aan klager verstrekt diende te worden. Niet is gebleken dat het niet tijdig verstrekken van medicatie aan klager aan de inrichtingsarts en/of de medische dienst te wijten zou zijn. Derhalve
kan niet worden geoordeeld dat het handelen van of namens de inrichtingsarts in strijd zou zijn met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
Uit de telefonische informatie van de medische dienst volgt dat de feitelijke verstrekking van medicatie door p.i.w.-ers geschiedt. De beroepscommissie overweegt dat tegen de weigering door of namens de directeur van de inrichting om aan klager
medicatie op het juiste tijdstip te verstrekken beklag openstaat in de zin van artikel 60, eerste lid, Pbw. De beroepscommissie zal klager in zoverre niet in zijn klacht kunnen ontvangen en zal de klacht doorsturen naar de commissie van toezicht met
het
verzoek om dit onderdeel van de klacht in behandeling te nemen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voorzover dit betrekking heeft tegen het handelen van de inrichtingsarts en/of de medische dienst ongegrond.
Verklaart klager voor wat betreft de feitelijke verstrekking van medicatie niet-ontvankelijk in de klacht en stuurt dit onderdeel van zijn klacht door aan de commissie van toezicht bij de p.i. Vught met het verzoek om dit onderdeel van de klacht in
behandeling te nemen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 februari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven