Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3212/GM, 27 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3212/GM

betreft: [klager] datum: 27 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. Greve-Kortrijk, advocaat te ‘s-Hertogenbosch, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het detentiecentrum Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 26 november 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het Ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 februari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord het hoofd van de medische dienst [...] en het plaatsvervangend hoofd van de medische dienst [...] van het detentiecentrum Alphen
aan den Rijn.

Klagers raadsvrouw mr. A. Greve-Kortrijk heeft schriftelijk meegedeeld dat klager noch zij ter zitting zal verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 19 oktober 2008, houdt in dat klager niet wordt toegestaan om zijn medicatie tegen astma/benauwdheid op cel te bewaren.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is in beroep het volgende aangevoerd. Hij wil graag zijn medicatie op cel opdat hij die kan inhaleren zonder dat hij dit aan het personeel moet vragen. Afhankelijk zijn van het personeel is zeer belastend voor hem. Klager verblijft al
langer dan zes maanden in vreemdelingenbewaring en enig zicht op uitzetting ontbreekt. Procedures veroorzaken veel stress. Het komt daardoor voor dat hij meer medicatie nodig heeft dan anders, maar er zijn ook periodes dat hij zonder medicatie kan. Hij
voelt dat zelf het beste aan. De onmogelijkheid om bij medicatie te kunnen veroorzaakt stress. Het personeel onthoudt klager medicatie als hij zich niet gedraagt. De controle op de medicatie kan ook anders worden uitgeoefend. De brief van de medisch
adviseur is te algemeen gesteld en zal niet leiden tot verstrekking van de medicatie aan klager op cel.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Klager is meermalen gezien door de inrichtingsarts voor benauwdheidsklachten. Hij gebruikte zijn inhalatiemedicatie heel veel. Het risico op complicaties werd daardoor groot. In verband met het risico voor klagers gezondheid is afgesproken om meer te
controleren. Die controle is bij de bewaarders neergelegd. Op 12 september 2008 heeft de inrichtingsarts beslist dat klager zich aan voorgeschreven medicatie moest houden. Op 25 september 2008 heeft de inrichtingsarts na consult klagers medicatie
gewijzigd in verband met de blijvende benauwdheidsklachten. Klager, een zware roker, is gezegd te stoppen met roken. Hij heeft dit advies niet opgevolgd. Op 2 oktober 2008 heeft klager de inhalatiemedicatie geweigerd.
Op 3 oktober 2008 is de inhalatiemedicatie gewijzigd naar aanleiding van zijn klachten. Op 6 oktober 2008 en 9 oktober 2008 heeft klager geweigerd om naar de inrichtingsarts te gaan. Op 14 oktober 2008 is klagers inhalatiemedicatie bij de teampost
gelegd. Hem is geen medicatie onthouden. Hij kon om medicatie vragen wanneer hij die nodig had. Dit om zicht te krijgen op zijn medicatiegebruik. Regelmatige inname van de medicatie is van belang, omdat er anders grote risico’s ontstaan op
bijwerkingen.
Op 21 oktober 2008 heeft de inrichtingsarts klager nogmaals uitgelegd waarom de inhalatoren bij de teampost liggen. Daarna is klager nog meermalen gezien door de inrichtingsarts. Na veel gesprekken met klager over de medicatie heeft hij sinds 17
december 2008 de medicatie weer op cel. Het medicatiegebruik verloopt nu goed.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht uit de stukken, waaronder het medisch dossier, en de behandeling ter zitting aannemelijk geworden dat, gelet op het mogelijke gevaar voor klagers gezondheid bij te veelvuldig gebruik van inhaleringsmedicatie, het noodzakelijk
was om die medicatie uit voorzorg van zijn cel te halen en door het personeel te laten beheren en controleren. Klager kon op ieder moment om zijn medicatie vragen en er is hem geen medicatie onthouden. De beroepscommissie is van oordeel dat adequaat is
gehandeld en dat het handelen van de inrichtingsarts c.q. medische dienst niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 februari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven