Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2092/GM, 27 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2092/GM

betreft: [klager] datum: 27 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 13 augustus 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het Ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is klagers raadsvrouw mr. A.M.S. Moeniralam verschenen.
De behandeling van de zaak kon geen doorgang vinden omdat aan de beroepscommissie niet tijdig het juiste toegangspasje tot Demersluis was verstrekt.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 februari 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.M.S. Moeniralam gehoord.

De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 27 juli 2008, houdt in dat de inrichtingsarts c.q. de medische dienst klager niet goed heeft behandeld en begeleid na zijn liesbreukoperatie op 30 mei 2008.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Klager is op 30 mei 2008 voor de tweede maal geopereerd aan een liesbreuk op dezelfde plek. Er is bij hem een matje aangebracht. Na de operatie is hem gezegd dat hij niet mocht forceren bij het plassen,
niet mocht werken en niet mocht tillen. Hij heeft van het ziekenhuis een brief met instructies voor de medische dienst en het personeel meegekregen. Deze brief is nooit boven water gekomen. Door de medische dienst is niet teruggekoppeld aan het
personeel wat klager wel en niet kon na de operatie. Op 3 juni 2008 is hem een urinecontrole aangezegd. Klager kon niet goed plassen. Hij wilde graag plassen, maar dat deed pijn aan zijn wond in de liesstreek. Hem is gezegd dat hij in verband met de
urinecontrole moest plassen en hij heeft het plassen geforceerd. Op 6 juni 2008 en 10 juni 2008 zijn hem weer urinecontroles aangezegd. Beide keren kon hij wederom niet plassen en heeft hij het moeten forceren. Beide keren zat er bloed bij zijn urine.
Klager is hierdoor erg bang geworden. Hij heeft een bewaarder gevraagd of hij wilde kijken naar het bloed bij zijn urine, maar de bewaarder wilde dat niet en klager heeft zich direct gewend tot de medische dienst. Klager heeft meermalen aan de medische
dienst gevraagd of ze konden doorgeven aan het personeel dat er bij het afnemen van een urinecontrole rekening gehouden moest worden met klagers recente operatie. De medische dienst is dit echter vergeten. Pas op 4 juli 2008 is contact opgenomen met
het
afdelingshoofd. Klager heeft nog steeds pijn aan zijn wond als hij plast.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Urinecontroles gaan buiten de medische dienst om. De arts vindt het een reële klacht en de verpleegkundige heeft de klacht met het afdelingshoofd besproken op 4 juli 2008. Het afdelingshoofd
zou
kijken wat er aan de urinecontroles gedaan zou kunnen worden.
Medische gevolgen van de operatie kunnen zijn dat klager wat langer pijn aan zijn wond zou kunnen hebben. Dit is echter niet aantoonbaar. Of latere klachten in zijn plasbuis hiermee verband houden, is niet duidelijk.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken, waaronder het medisch dossier, en de behandeling ter zitting is gebleken dat klager op 30 mei 2008 geopereerd is aan een recidief-liesbreuk, waarbij een matje is aangebracht. Kort na de operatie op
respectievelijk 3, 6 en 10 juni 2008 is klager een urinecontrole aangezegd en werd hij verplicht, zoals vereist bij een reguliere urinecontrole, om terstond urine afgeven. Klager heeft dadelijk bij de medische dienst aangegeven dat het geforceerde
plassen pijn deed aan zijn wond en dat er tot tweemaal toe bloed bij zijn urine zat. Nu de inrichtingsarts pas op 4 juli 2008 terzake contact heeft opgenomen met klagers afdelingshoofd is de beroepscommissie van oordeel dat klager medisch beter
begeleid
had dienen te worden na zijn operatie en dat het handelen van of namens de inrichtingsarts in strijd is met de in artikel 28 Pm neergelegde norm Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en aan klager wordt een tegemoetkoming van € 50,=
toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Vught toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en drs. L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 februari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven