Nummer 25/46037/GA
Betreft [klager]
Datum 12 augustus 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
- een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van vijf dagen, vanwege een lopend onderzoek en naar aanleiding van hetgeen tijdens dit onderzoek is gevonden, ingaande op 31 augustus 2024 (VU 2024/1456);
- een ordemaatregel van – zo begrijpt de beroepscommissie – uitsluiting van activiteiten, voor de duur van zeven dagen, vanwege nader onderzoek naar papieren die in de cel van klager zijn aangetroffen, ingaande op 3 september 2024 (VU 2024/1456);
- het tijdens deze ordemaatregel niet doorgaan van het ouder-kindbezoek op 5 september 2024 (VU 2024/1457);
- het tijdens deze ordemaatregel niet doorgaan van een bezoekmoment met een familielid (VU 2024/1458).
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 14 januari 2025 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. S.G.H. van de Kamp, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft mr. M.C.W. Houtepen, waarnemer en kantoorgenoot van klagers raadsvrouw, en de juridisch medewerker bij de PI Vught, gehoord op de zitting van 23 mei 2025 in de PI Vught. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid. Mr. R. Kokee, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Op 31 augustus 2024 is aan klager een ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel opgelegd. Deze ordemaatregel heeft tot en met 3 september 2024 voortgeduurd. Vervolgens is op diezelfde dag aan klager een ordemaatregel opgelegd van afzondering in zijn eigen cel en uitsluiting van activiteiten voor de duur van zeven dagen. Klager betwist dat hij de schriftelijke mededeling van beide ordemaatregelen uitgereikt heeft gekregen. Het beroep dient vanwege dit vormverzuim dan ook gegrond te worden verklaard.
Klager heeft achteraf vernomen dat de ordemaatregelen aan hem zijn opgelegd in verband met een onderzoek naar spice op de afdeling. In dat kader is de noodzaak van de ordemaatregel van 3 september 2024 onvoldoende gebleken. Ten tijde van de ordemaatregel van 31 augustus 2024 waren er immers al papieren in beslag genomen voor nader onderzoek naar spice. Onduidelijk is waarom klager in afwachting van de uitslag van dat onderzoek geen contact mocht hebben met zijn medegedetineerden. De noodzaak tot het opleggen van deze ordemaatregel is dan ook onvoldoende gemotiveerd.
Klager werd lange tijd in onwetendheid gelaten, terwijl de ordemaatregelen enorme gevolgen voor hem hebben gehad. Er is onder meer een deel van zijn bezoek geannuleerd, waaronder het ouder-kindbezoek met zijn zesjarige zoontje. Ook is het bezoek van een ander familielid geannuleerd. De directeur heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat deze bezoeken niet konden plaatsvinden, omdat het niet wenselijk was dat klager met andere gedetineerden in de bezoekzaal plaatsnam. Het bezoek met zijn zwager is op 3 september 2024 echter wel doorgegaan. Dit bezoek vond plaats in de reguliere bezoekzaal met andere gedetineerden.
Het doorgaan van het ouder-kindbezoek heeft vanwege het belang van het kind en het gezinsleven meer prioriteit dan het reguliere bezoek. In artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven vastgelegd. De directeur is op basis van deze bepaling verplicht om het gezins- en familieleven in de inrichting mogelijk te maken. De directeur had daarom uitgebreider moeten motiveren waarom de bezoeken niet door konden gaan, mede gelet op het feit dat een regulier bezoekmoment met klagers zwager eerder wel is doorgegaan. Daarnaast heeft de directeur nagelaten om te onderzoeken of het bezoek op andere wijze had kunnen doorgaan, bijvoorbeeld door middel van beeldbellen. Als bij de inrichting al langer bekend was dat er een spitactie zou plaatsvinden, had ook op voorhand bekeken kunnen worden op welke manier het bezoek doorgang kon vinden.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
De ordemaatregel van 3 september 2024 is aan klager opgelegd vanwege de serieuze verdenking dat klager, samen met medegedetineerden, een grote rol speelt in de verspreiding van spice binnen de inrichting. In dat kader was het niet wenselijk dat klager – in afwachting van de uitslag van het onderzoek naar de in beslag genomen papieren – contact kon hebben met zijn medegedetineerden. De specifieke verdenking jegens klager is niet direct aan hem kenbaar gemaakt in het belang van het onderzoek. De aard van de verdenking maakte ook dat het onwenselijk was dat klager bezoek kon ontvangen, immers kan spice via bezoekers de inrichting binnen worden gebracht.
Dat klager op 3 september 2024 bezoek van zijn zwager heeft ontvangen is een fout geweest. Er is geen mogelijkheid geweest om de geannuleerde bezoeken na afloop van de ordemaatregelen te compenseren, omdat klager op 11 september 2024 is overgeplaatst naar een andere inrichting. Dat klager anderhalve week geen bezoek van zijn kind heeft kunnen ontvangen, maakt niet dat er direct sprake is van een schending van artikel 8 van het EVRM. Het is onbekend of de betreffende spitactie al langer bekend was. Doorgaans wordt er snel gehandeld bij vermoedens van aanwezigheid van verdovende middelen in de inrichting.
3. De beoordeling
Beklag a.
De beroepscommissie heeft het beroepschrift en de overige stukken in het dossier bestudeerd. Op basis van deze stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagrechter aan te vullen of te wijzigen.
Beklag b.
Op basis van de stukken in het dossier en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter het beklag terecht ongegrond heeft verklaard. De beroepscommissie begrijpt uit de toelichting van de directeur op het beklag dat de ordemaatregel van 3 september 2024 enkel de uitsluiting van activiteiten betreft (een individueel programma) en niet – zoals de beschikking eveneens vermeld – de plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel. (Pas) ter zitting is namens de directeur nader toegelicht dat er een serieuze verdenking jegens klager bestond, inhoudende dat hij, samen met medegedetineerden, een grote rol speelt bij de verspreiding van spice binnen de inrichting en dat het in het kader van het lopende onderzoek niet wenselijk was dat klager contact kon hebben met medegedetineerden.
Het verdient de voorkeur dat de informatie die van belang is voor de beslissing, en vooral de belangenafweging van de directeur, zo duidelijk en volledig mogelijk naar voren komen in de beslissing zelf (dus op schrift worden gesteld). Dat maakt de beslissing voor de gedetineerde zo begrijpelijk mogelijk en op die manier kunnen de beklagcommissie en de beroepscommissie de beslissing toetsen. Nadere informatie of afwegingen kunnen echter ook nog naar voren worden gebracht in de beklag- of beroepsprocedure. Dat geldt in dit geval temeer omdat het ook in het belang van het onderzoek was dat klager niet volledig op de hoogte was van de tegen hem bestaande verdenking.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
Beklag c. en d.
Het wettelijk kader
Op grond van artikel 23, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten, indien dit in het belang is van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Ingevolge artikel 23, tweede lid, van de Pbw duurt de uitsluiting ten hoogste twee weken. De directeur kan deze uitsluiting telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak tot uitsluiting nog bestaat.
Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Pbw (hoofdstuk VII van de Pbw) heeft de gedetineerde het recht om gedurende ten minste één uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. De directeur kan op grond van artikel 38, derde lid, van de Pbw de toelating tot de gedetineerde van een bepaald persoon of van bepaalde personen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Pbw (a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting; b. de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid; c. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten; d. de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven).
Op grond van artikel 21, tweede lid, van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen kan de directeur het ontvangen van bezoek van persoonlijke relaties slechts beperken of uitsluiten indien het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel de gedragingen, lichamelijke of gemoedstoestand van de gedetineerde zulks noodzakelijk maken.
Overwegingen van de beroepscommissie
De beroepscommissie begrijpt uit de toelichting van de directeur dat hij door middel van de ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten, mede heeft bedoeld om klager een algemeen bezoekverbod op te leggen voor de periode van zeven dagen. Dit gelet op de serieuze verdenking die jegens klager bestond, namelijk dat hij, samen met medegedetineerden, een grote rol speelt bij de verspreiding van spice binnen de inrichting en dat het in het kader van het lopende onderzoek niet wenselijk was dat klager contact kon hebben met medegedetineerden in de bezoekzaal. Dit algehele bezoekverbod heeft tot gevolg gehad dat klager een bezoekmoment met zijn kind en een bezoekmoment met een ander familielid heeft moeten missen.
Uit artikel 21, tweede lid, van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen en de Memorie van Toelichting bij artikel 38, derde lid, van de Pbw volgt dat een algeheel bezoekverbod alleen mogelijk is als een gedetineerde in een straf- of afzonderingscel verblijft (Kamerstukken II 1994/1995, 24 263, nr. 3, p. 58). Klager verbleef tijdens de ordemaatregel echter in zijn eigen cel. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat algehele uitsluiting van het bezoek op grond van deze ordemaatregel niet mogelijk is (zie ook RSJ 9 augustus 2023, 22/30058/GA). De beroepscommissie merkt hierbij op dat bezoek geen ‘activiteit’ is als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Pbw, gelet op de definitiebepaling in artikel 1, aanhef en onder q, van de Pbw. In dit artikel wordt verwezen naar hoofdstuk VIII van de Pbw, en de regeling van het bezoek wordt niet in dit hoofdstuk beschreven.
Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden vernietigd. Beklag c. en d. zullen alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €40,-
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. en b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, inzake beklag b. met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag c. en d. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart deze klachten alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.
Deze uitspraak is op 12 augustus 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. B. van der Werf, leden, bijgestaan door mr. I.J.M.W. van der Sanden, secretaris.
secretaris voorzitter