Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/45313/GA, 23 juni 2025, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2025

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/45313/GA

Betreft [klager]

Datum 23 juni 2025

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen (een deel van) de voorwaarden die door de directeur zijn gesteld aan zijn contact met de media.

De beklagcommissie bij de PI Alphen heeft op 16 december 2024 het beklag gegrond verklaard en de directeur opdracht gegeven binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen en daarbij voorwaarden vijf en zes te laten vervallen (AR 2024/1036). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld voor zover daarin wordt bepaald dat voorwaarde vijf moet komen te vervallen.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Alphen, klager en zijn raadsman mr. W.B.O. van Soest gehoord op de zitting van 9 mei 2025 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

Mr. P.H. van Roosmalen, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder op de zitting aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Na lang beraad is de inrichting akkoord gegaan met klagers deelname aan de documentaireserie, maar wel onder bepaalde voorwaarden. De directeur heeft over klagers verzoek advies gevraagd aan het Openbaar Ministerie (OM) en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De directeur weet niet meer wat de exacte argumenten van de DJI en het OM waren om het contact niet (onvoorwaardelijk) toe te staan, maar feit is dat rekening is gehouden met enerzijds de belangen zoals genoemd in artikel 40, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en anderzijds het belang van klager bij het kunnen voeren van een gesprek met een vertegenwoordiger van de media. Die zorgvuldige belangenafweging heeft ertoe geleid om klagers verzoek onder voorwaarden toe te wijzen. De voorwaarden voldoen aan landelijk DJI-beleid.

In principe worden gedetineerden niet herkenbaar in beeld gebracht en deze voorwaarde is ook afgestemd met het DJI-hoofdkantoor. Dit is om gedetineerden te beschermen. De directeur is bereid om deze voorwaarde (voorwaarde zes) te laten vervallen. Het beroep beperkt zich dan ook tot de vijfde voorwaarde: het niet mogen praten over de exacte omstandigheden van de detentie en/of over het delict waarvoor klager is veroordeeld.

De slachtofferbelangen spelen bij laatstgenoemde voorwaarde een grote rol. De directeur heeft in de media gelezen dat de twee broers van klager het niet eens zijn met wat er gebeurt. Er bestaat nog steeds discussie tussen de erfgenamen. Daaruit leidt de directeur af dat klagers broers het niet fijn zouden vinden om de documentaire te zien. Indien de familie zou aangeven dat zij geen bezwaar hebben tegen klagers deelname, dan is de directeur bereid om ook voorwaarde vijf te laten vervallen.

 

Standpunt van klager

[mediabedrijf] maakt in samenwerking met de [omroep 1] en [omroep 2] een documentaireserie over de geschiedenis van klagers familie. De producenten wachten al een aantal jaar op klagers deelname. Klager is het niet eens met de restricties die zonder onderbouwing worden opgelegd. Hij mag niet praten over zijn strafzaak en detentieomstandigheden.

Hoewel klagers strafzaak een belangrijk onderdeel van de documentaire is, gaat deze in bredere zin ook over de Amsterdamse familie van klager, het familiebedrijf en de historie daarvan. Klagers vader was een bekende figuur in de buurt. Klager was dat ook en werd ook wel ‘de buurtburgermeester’ genoemd. De familie had een groot bedrijf met veel bekende klanten. Dat komt ook in de documentaire naar voren. Door klagers detentie is daar abrupt een eind aan gekomen. Klager vindt het belangrijk om te kunnen vertellen dat hij zijn moeder niet heeft vermoord. Klager wil in dat kader uitspreken dat het niet klopt dat er wordt gesproken van ‘een overdosis’ en een ‘miljoenenerfenis’. Als klager dat zou doen, is geen sprake van ‘trial by media’. Inmiddels hebben diverse personen al over de strafzaak gesproken. Zo is in de tussentijd klagers vrouw geïnterviewd. Zij is na drie jaar vrijgesproken, maar is vanuit de PI Nieuwersluis geïnterviewd en herkenbaar in beeld gebracht. Zijn vrouw heeft ook een groot interview aan [krant] gegeven waarin zij inhoudelijk op de strafzaak ingaat.

Het is onbegrijpelijk dat de slachtofferbelangen na al die tijd nog steeds zo zwaar wegen. Klager vertelt niets nieuws, hij heeft altijd gezegd en zal blijven zeggen dat hij onschuldig is. Tijdens klagers verlof kon hij ook met iedereen over alles praten. Daarbij hebben klagers broers de media zelf ook opgezocht, kennelijk schuwen zij de media zelf ook niet. Klager heeft geen contact meer met zijn broers. Zij hebben de eerste drie keer klagers verlof tegengehouden. Beide broers weten echter dat klager onschuldig vastzit. De ruzie heeft een lange voorgeschiedenis en houdt niet direct verband met de strafzaak. Beide broers hadden al vijf jaar voor het overlijden van hun moeder geen contact meer met haar, terwijl klager zestien jaar voor haar heeft gezorgd. Beide broers hadden een grote schuld bij hun moeder. Zij zijn boos dat de erfenis niet naar hen, maar naar klagers kinderen gaat.

Anders dan de directeur doet voorkomen, heeft het OM niet negatief geadviseerd over contact met de media. In het OM-advies uit november 2023 staat dat inmiddels zowel de vrouw als de broer van klager contact hebben gehad met de media. De zaak is in diverse media geweest, dus op voorhand is niet aannemelijk dat het geven van een interview door klager leidt tot het schaden van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting, de bescherming van de openbare orde en de goede zeden en/of het schaden van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen dan klager.

Het is bovendien niet de bedoeling om over specifiek de detentieperiode of de gang van zaken in de inrichting te spreken. Klager wil bijvoorbeeld niet (slecht) spreken over de directie of andere inrichtingsmedewerkers. Het gaat meer over de impact van detentie op klagers leven en over wat de gebeurtenissen met hem doen. Klager wil daarmee op geen enkele manier de orde, rust en veiligheid in het geding brengen.

 

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

3. De beoordeling

Verzoek om een tegemoetkoming

De beklagcommissie heeft het beroep gegrond verklaard en daarbij geen tegemoetkoming toegekend. Ter zitting is namens klager verzocht om een tegemoetkoming toe te kennen. De directeur heeft beroep ingesteld tegen de gegrondverklaring van het beklag, maar klager heeft geen beroep ingesteld tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming. De beroepscommissie zal dit verzoek daarom verder buiten beschouwing laten.

 

Inhoudelijk

Uit artikel 40, eerste lid, van de Pbw volgt dat de directeur toestemming kan geven voor het voeren van een gesprek tussen de gedetineerde en een vertegenwoordiger van de media, voor zover dit zich verdraagt met de volgende belangen:

  1. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
  2. de bescherming van de openbare orde en de goede zeden;
  3. de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen dan de gedetineerde;
  4. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.

 

Op grond van het tweede lid kan de directeur met het oog op de bescherming van de in het eerste lid genoemde belangen aan de toegang van een vertegenwoordiger van de media tot de inrichting voorwaarden verbinden.

De directeur heeft klagers verzoek om mee te mogen werken aan de documentaireserie toegewezen, maar (voor zover in beroep nog aan de orde) daaraan de volgende voorwaarde verbonden: “vragen en/of opmerkingen omtrent de exacte omstandigheden van uw detentie en/of het delict waarvoor u veroordeeld bent, zijn niet toegestaan. U bent zowel in eerste aanleg, als in hoger beroep en tot slot in cassatie veroordeeld in uw strafzaak. Uw strafzaak is derhalve veelvuldig behandeld. Een verzoek tot mediacontact kan niet als middel gebruikt worden om uw strafzaak nogmaals (via de media) te behandelen” (voorwaarde vijf). De directeur heeft toegelicht dat het slachtofferbelang zich verzet tegen het laten vervallen van deze voorwaarde. Ook stelt hij deze voorwaarde te hebben gebaseerd op adviezen van de DJI en het OM.

Klager heeft ter zitting het OM-advies van november 2023 overgelegd. Uit dat advies volgt dat het OM het niet aannemelijk acht dat het geven van een interview door klager aan de documentairemakers leidt tot het schaden van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting, de bescherming van de openbare orde en de goede zeden en/of het schaden van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen dan de gedetineerde. Voor zover de directeur zijn standpunt op het OM-advies baseert, kan de beroepscommissie dit dan ook niet volgen.

Daar komt bij, dat de bedoeling van de documentaireserie niet is om (negatief) te spreken over de inrichting of over het inrichtingspersoneel. Klager wil vertellen over zijn familiegeschiedenis en daar hoort de strafzaak ook bij. Klagers verhaal is niet nieuw voor zijn broers. Bovendien heeft klagers vrouw de media diverse malen opgezocht en haar verhaal gedaan. Zij heeft zich daarbij uitgelaten over de familie en de strafzaak. Niet gesteld of gebleken is dat daardoor maatschappelijke onrust is ontstaan of een escalatie van het familieconflict.

De beroepscommissie begrijpt het standpunt van klager verder zo, dat het familieconflict met name over de erfenis gaat en niet over de strafzaak. De beroepscommissie acht daarom de stelling van de directeur dat een interview van klager met de documentairemakers waarin hij ook zou spreken over zijn detentieomstandigheden en/of over het delict waarvoor hij is veroordeeld, zich niet zou verdragen met de rechten en vrijheden van anderen, onvoldoende aannemelijk geworden.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie het beklag terecht gegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 23 juni 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. dr. R.S.T. Gaarthuis en mr. dr. P. Jacobs, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven