Nummer 25/46538/GA
Betreft [klager]
Datum 2 juli 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het aantreffen van synthetische drugs, ingaande op 13 december 2024.
De beklagrechter bij de PI Nieuwegein heeft op 13 februari 2025 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €125,- (NM-2024-1331). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsvrouw mr. M.W. Bouwman gehoord op de zitting van 6 juni 2025 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad. De directeur heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen. Mr. K. Kiela was als secretaris aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Voldoende aannemelijk is dat klager wetenschap had of had moeten hebben van de contrabande op cel. Uit het schriftelijk verslag van 12 december 2024 blijkt dat er die dag omstreeks 14:45 uur een bijzondere celinspectie heeft plaatsgevonden op de afdeling waar klager verbleef. Tijdens deze inspectie werd in de koelkast van klagers meerpersoonscel (MPC) een pak sojamelk aangetroffen dat bol stond. Bij het openen van het pak rook het personeel een ondefinieerbare geur. Een eerste test op de inhoud wees negatief uit voor alcohol, maar leverde tweemaal een positieve uitslag op voor synthetische cannabinoïden. Ter verificatie is vervolgens een test uitgevoerd op een nog ongeopend pak sojamelk, waarbij een negatieve uitslag werd verkregen.
Naast de vondst van de contrabande werden in de cel van klager en zijn celgenoot ook een extra televisie en een belkaart aangetroffen. Dit is een belangrijke omstandigheid die in de uitspraak van de beklagrechter onvoldoende is meegewogen. Klager verbleef op dat moment namelijk op eigen cel ter uitvoering van een disciplinaire straf wegens een positieve urinecontrole (UC) op 10 december 2024. Gedurende deze periode mocht er op zijn cel geen televisie en geen belkaart aanwezig zijn, wat betekent dat deze voorwerpen ongeoorloofd in de cel zijn aangetroffen. Dit duidt op een structurele overtreding van de regels binnen de inrichting en vormt een extra aanwijzing dat klager zich niet hield aan de huisregels en de orde binnen de inrichting.
Uit informatie blijkt verder dat klager sinds 29 november 2024 in deze meerpersoonscel verbleef en dat klager zich ten tijde van de vondst van de contrabande op 12 december 2024 al dertien dagen in de betreffende cel bevond. Klager heeft aangegeven dat hij relatief kort in de cel verbleef en dat hij de inhoud van de koelkast had meegenomen. Dit verblijf van dertien dagen, een aanzienlijke duur, maakt het onaannemelijk dat hij niet op de hoogte was van de voorwerpen in zijn cel, waaronder de contrabande in de koelkast. Daarnaast is het van belang om op te merken dat beide gedetineerden, zowel klager als zijn celgenoot, het bezit van de aangetroffen contrabande ontkennen. Dit enkele feit kan echter niet afdoen aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid die gedetineerden in een meerpersoonscel dragen voor de goederen die zich in hun cel bevinden.
Daarnaast is van belang dat op 5 december 2024 een positieve uitslag van een herhalingsonderzoek is binnengekomen voor klager, welke positief testte op synthetische cannabinoïden (Spice). Hiervoor is klager op 10 december 2024 disciplinair bestraft. Dit gegeven vormt een directe aanwijzing dat klager in aanraking kwam met en mogelijk gebruik heeft gemaakt van synthetische drugs, hetgeen relevant is bij de beoordeling van de aangetroffen contrabande in zijn cel. De combinatie van deze factoren maakt het zeer aannemelijk dat klager wetenschap had van de aanwezigheid van de verboden middelen in zijn leefomgeving.
Naar aanleiding van deze vaststellingen heeft de directeur besloten klager een disciplinaire straf van tien dagen strafcel op te leggen. Uit de huisregels van de inrichting volgt dat gedetineerden die een meerpersoonscel delen, gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor contrabande die in de cel wordt aangetroffen, tenzij ondubbelzinnig wordt aangetoond dat een van hen geen enkele verantwoordelijkheid draagt.
Standpunt van klager
Klager is met zijn eigen koelkast op de cel geplaatst bij zijn celgenoot. Klager had zijn eigen eten en drinken. Klager is onder toezicht van bewaarders naar die cel gebracht. Tijdens een celinspectie werd een pak sojamelk gevonden in de koelkast van klagers celgenoot. Klagers celgenoot zei direct dat het pak sojamelk in zijn koelkast stond. Klager heeft gevraagd om een pak sojamelk uit zijn eigen koelkast te testen. In de cel staan onder meer een stapelbed en twee koelkasten. De koelkast van klagers celgenoot staat tegen de wand achterin de cel. Het zijn twee losse koelkasten, die niet naast elkaar staan. Ieder heeft zijn eigen koelkast. Klager heeft nooit de koelkast van zijn celgenoot geopend, daar was ook geen reden voor. Klager vindt het respectloos om in iemand anders zijn koelkast te kijken. Klager heeft nooit zijn spullen gedeeld. Klager dronk bijna nooit sojamelk, alleen wel eens in de koffie. Klager had eerder op 5 december 2024 positief gescoord op het gebruik van Spice, voordat hij naar deze cel ging. Dat was nieuw voor hem, hij heeft eerder op cannabis gescoord maar nooit op Spice. Zijn celgenoot gebruikte ook en heeft vaak rapporten gekregen. Zijn celgenoot is niet in beklag gegaan tegen de disciplinaire straf. Hij zou de schuld op zich nemen. Gelet op de rechtspraak van de beroepscommissie is van belang dat moet worden aangegeven welke voorwerpen op welke plaats en onder welke eventuele nadere omstandigheden zijn aangetroffen en of het voorwerp zichtbaar is of zich op een eenvoudig toegankelijke plaats bevindt voor één of meer in de MPC verblijvende gedetineerden. Verwezen wordt naar RSJ 26 februari 2024, 22/25530/GA en 22/25669/GA. In het verslag in die zaak staat de wijze van aantreffen niet duidelijk beschreven. De beklagcommissie heeft in deze zaak de uitspraak goed gemotiveerd in lijn met de jurisprudentie. Er zijn foto’s van het pak sojamelk. Zelfs als klager de koelkast had opengemaakt, had hij een bol staand pak zien staan. Het gaat te ver dat hij het pak zou openen en eraan zou ruiken. De eerdere positieve controle op Spice maakt dit niet anders. Klager beschikt niet over een verklaring van zijn celgenoot. De aangetroffen belkaart was ook niet van klager.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie beide gedetineerden verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de vondst van contrabande in hun cel, tenzij aannemelijk is dat één van hen geen enkel verwijt treft. In verband daarmee is het van betekenis dat in een verslag van aantreffen van de voorwerpen op cel duidelijk wordt beschreven welke voorwerpen op welke plaats en onder welke eventuele nadere omstandigheden zijn aangetroffen. Hieruit kan bijvoorbeeld blijken dat het voorwerp voor één of voor beide gedetineerden zichtbaar was of dat het voorwerp zich op een eenvoudig toegankelijke plaats bevond en dat de ontkenning van wetenschap van klager, gezien de omstandigheden, al dan niet aannemelijk is (vergelijk onder meer RSJ 10 juni 2015, 15/0374/GA, RSJ 18 juni 2021, R-19/5436/GA en RSJ 9 oktober 2023, 23/32433/GA).
In het onderhavige geval is op 12 december 2024 in de MPC waar klager verbleef tijdens een bijzondere celinspectie een pak sojamelk in een koelkast aangetroffen. Uit het schriftelijk verslag volgt dat het pak sojamelk behoorlijk bol stond. Toen het pak opengemaakt werd, rook de rapporteur een niet definieerbare geur. De aanwezige substantie is negatief getest op alcohol, maar twee keer positief getest op de synthetische cannabinoïden test. Voor de zekerheid is dezelfde test afgenomen op een ander afgesloten pak sojamelk. Deze testte negatief.
De directeur heeft toegelicht dat klager sinds 29 november 2024 in deze MPC verbleef. Het verblijf van dertien dagen maakt het volgens de directeur onaannemelijk dat klager niet op de hoogte was van de voorwerpen op zijn cel, waaronder de contrabande in de koelkast. Ter zitting van de beklagcommissie heeft de directeur erop gewezen dat de koelkasten niet op naam staan en dat dus beide koelkasten in een MPC door beide gedetineerde kunnen worden gebruikt. Daarnaast acht de directeur van belang dat beide gedetineerden het bezit van de aangetroffen contrabande ontkenden. Voorts is volgens de directeur belangrijk dat op 5 december 2024 een positieve uitslag van een herhalingsonderzoek is binnengekomen voor klager, welke positief testte op synthetische cannabinoïden (Spice), waarvoor klager op 10 december 2024 een disciplinaire straf heeft gekregen.
Gelet op deze informatie begrijpt de beroepscommissie dat er inderdaad sprake was van twee koelkasten in deze cel en dat het aangetroffen pak sojamelk zich in één van de koelkasten bevond. Daarmee bevond de contrabande zich voor klager op een eenvoudig toegankelijke plaats, ook al hadden klager en zijn celgenoot kennelijk een onderlinge afspraak over het gebruik van de koelkasten. De beroepscommissie acht klagers ontkenning van de wetenschap van de aanwezigheid van de synthetische cannabinoïden in de cel niet aannemelijk geworden, nu hij al meerdere dagen op die MPC verbleef en klager daags voor de vondst in kwestie positief getest is op gebruik van diezelfde soort contrabande. Dat klager geen enkel verwijt treft, wordt door de beroepscommissie daarom niet onderschreven.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. Dat betekent dat de toegekende tegemoetkoming komt te vervallen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 2 juli 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. I.J.M.W. van der Sanden, secretaris.
secretaris voorzitter